Rijprocedures

Rijprocedure B

Deze rijprocedure is een uitgave van het CBR en afgestemd met:

  • BOVAG: BOVAG Rijscholen
  • VRB: Vereniging Rijschool Belang
  • FAM: Federatie Autorijschool Management
  • CBR: CBR
  • IBKI: Examinering en certificering voor de mobiliteitsbranche
  • OTCRij: Opleidings- en Trainingscentrum Rijden
  • Politieacademie: Rijvaardigheid & Rijveiligheid

    Redactieadres
    CBR divisie Rijvaardigheid
    t.a.v. afdeling productmanagement
    Postbus 4046 6803 EA Arnhem
    E-mail: rijvaardigheid.productmanagement@cbr.nl

    De tekst van deze uitgave is afgestemd met BOVAG, VRB, FAM, OTCRij, Politieacademie en IBKI. Het is derden toegestaan deze uitgave te gebruiken voor verveelvoudiging. Voornoemd gebruik geschiedt echter volledig voor rekening en risico van deze derden. Hoewel bij deze uitgave uiterste zorg is nagestreefd, kan het CBR geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele (druk)fouten en/of onvolledigheden.

    Uitgeprinte exemplaren zijn niet-beheerste uitgaven

    ©Copyright CBR januari 2024


    Inleiding

    In deze Rijprocedure wordt het meest wenselijke rijgedrag van bestuurders van een personenauto (categorie B) beschreven. Om te kunnen worden toegelaten tot het wegverkeer, moet dit gedrag binnen de gestelde normering ook van de kandidaat voor het praktijkexamen B worden verwacht.

    De inhoud van deze Rijprocedure is gebaseerd op de actuele verkeerswetgeving (Wegenverkeerswet 1994, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en de Regeling Voertuigen), op de geldende exameneisen en op het leerdoelendocument voor het rijbewijs B, zoals dat is opgesteld in opdracht van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het gewenste verkeersgedrag bestaat voor een belangrijk deel uit de juiste toepassing van de verkeersregels. In de gevallen waarin de verkeersvoorschriften zich beperken tot hoofdregels, is de gewenste uitvoering van de diverse verkeersmanoeuvres beschreven op grond van de wettelijke rijexameneisen.

    Daarnaast wordt in de Rijprocedure ruime aandacht besteed aan defensief en sociaal rijgedrag. Het rekening houden met de belangen van andere weggebruikers neemt daarbij een belangrijke plaats in. Ook wordt het belang van milieubewust rijgedrag onderkend.
    De hoge ongevalskans van beginnend bestuurders is voor de minister van Infrastructuur en Milieu aanleiding om van beginnend bestuurders te eisen beter op de dagelijkse praktijk voorbereid te zijn. In de GDE matrix wordt gesproken van hogere orde vaardigheden. Door tijdens de rijopleiding al aandacht te besteden aan het zelfstandig rijden met een navigatiesysteem en aan zelfreflectie, wordt bereikt dat de kandidaat beter kan inspelen op de eisen die het huidige verkeer aan hem stelt.
    Omdat de Rijprocedure in de eerste plaats bestemd is voor de instructeur en de examinator, hebben de samenstellers gekozen voor een beschrijving van het rijgedrag aan de hand van de examenonderdelen en de onderwerpen van beoordeling, die worden toegepast bij het CBR-praktijkexamen.

    Hoofdstuk 1 gaat over het rijklaar maken, de bediening en beheersing van het voertuig en milieubewust rijgedrag.
    In hoofdstuk 2 wordt het gewenste, aangepaste, besluitvaardige en sociale rijgedrag beschreven dat vereist is voor een veilige deelname aan het verkeer.
    In hoofdstuk 3 worden slechts die onderwerpen van beoordeling behandeld die voor de betreffende examenonderdelen van toepassing zijn.
    Een overzicht van alle onderdelen en onderwerpen van beoordeling is opgenomen in bijlage 1 van deze Rijprocedure.
    De onderwerpen in de hoofdstukken 1 en 2 hebben een algemeen karakter en zijn van toepassing op alle examenonderdelen die in hoofdstuk 3 worden beschreven (de hoofdstukken 1 en 2 hebben een ‘paraplufunctie’).
    De examinator betrekt dus bij elk onderdeel van verkeersdeelneming de onderwerpen van beoordeling uit hoofdstuk 1 en 2.
    De verkeersregels en verkeerstekens worden in de Rijprocedure niet beschreven of toegelicht. Vereist is dat de gebruiker van deze Rijprocedure de verkeerstheorie volledig beheerst.
    Nadrukkelijk wordt erop gewezen dat deze Rijprocedure geen handelingsanalyses bevat en ook geen lesplan is. De instructeur dient de inhoud van de Rijprocedure te beschouwen als het leerdoel voor zijn leerlingen. Door de gedetailleerde beschrijving van het gewenste rijgedrag weet hij wat van zijn leerling tijdens het examen wordt verwacht. De wijze van opleiden wordt uiteraard geheel overgelaten aan zijn deskundigheid. De examinator beoordeelt het rijgedrag van de examenkandidaat op basis van de Rijprocedure. Tijdens het praktijkexamen stelt hij vast of, en zo ja in welke mate, het getoonde gedrag afwijkt van wat in de Rijprocedure is opgenomen. Afhankelijk van de aard en de ernst van het afwijkende gedrag en het aantal malen dat dit voorkomt, zal hij de kandidaat wel of niet rijvaardig verklaren.

    Ook voor anderen dan instructeurs en examinatoren kan de Rijprocedure een nuttige functie hebben. Voor de rijbewijsbezitter bijvoorbeeld is de Rijprocedure een compleet naslagwerk aan de hand waarvan hij zijn eigen rijvaardigheid kritisch kan bezien.
    Voertuigen zijn uitgerust met rijhulpsystemen. Deze worden ook wel ADAS (Advanced Driver Assistance Systems) genoemd. Een overzicht met veel voorkomende rijhulpsystemen staat in ‘het ADAS Woordenboek’ van de ADAS alliantie.

    Voor het meest wenselijk gebruik van deze rijhulpsystemen zijn er in 2023 algemene richtlijnen opgenomen in hoofdstuk 1 en 2 van deze rijprocedure. Deze richtlijnen zijn ontwikkeld op basis van de volgende uitgangspunten:

    1. De bestuurder is altijd zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de rijtaak, dus niet de auto of de rijhulpsystemen.
    2. Een goede rijvaardigheid van de bestuurder blijkt uit veilig, comfortabel, sociaal en aangepast rijden. Dit mag met en zonder rijhulpsystemen.
    3. Van de rijhulpsystemen weet de bestuurder redelijkerwijs waarvoor deze dienen, hoe deze werken en hoe hij deze zo goed mogelijk kan gebruiken.
    4. De bestuurder weet dat:
      a. namen van rijhulpsystemen kunnen verschillen tussen auto’s (types en merk);
      b. ondanks dat rijhulpsystemen dezelfde functionaliteit hebben, de uitvoering of manier van bedienen tussen auto’s (types en merk) kunnen verschillen;
      c. weg-, weers- en verkeersomstandigheden van invloed kunnen zijn op de werking van de rijhulpsystemen.
    5. De bestuurder weet wat een rijhulpsysteem kan én dat het rijhulpsysteem grenzen heeft aan wat het kan.
    6. De bestuurder kan zich doelbewust door de rijhulpsystemen laten informeren of ondersteunen (met uitzondering van noodsystemen).
    7. De bestuurder onderkent het risico van negatieve gedragsaanpassingen van zichzelf als gevolg van het rijhulpsysteem. Bijvoorbeeld een kleinere volgafstand omdat in noodsituaties de auto toch wel afremt.

    Inhoudsopgave

    Rijklaar maken, bediening/beheersing en milieubewust rijgedrag

    Hoofdstuk 1: rijklaar maken, bediening/beheersing en milieubewust rijgedrag

    Op juiste en veilige wijze deelnemen aan het verkeer

    Hoofdstuk 2: op juiste en veilige wijze deelnemen aan het verkeer

    Onderdelen van verkeersdeelneming

    Hoofdstuk 3: onderdelen van verkeersdeelneming

    Toepassing

    Toepassing bij deze rijprocedure

    Bijlage

    Bijlage bij deze rijprocedure