Keuren voor het CBR

Rijtest praktische geschiktheid

In het proces van de beoordeling van de rijgeschiktheid is in bepaalde situaties een beoordeling door een deskundige praktische rijgeschiktheid (DPR) noodzakelijk. Een deskundige praktische rijgeschiktheid is intern opgeleid bij het CBR. Veelal komen zij uit de groep examinatoren, waarna ze medisch inhoudelijk en in de praktijk van deze beoordelingen bijgeschoold zijn.

Wanneer de medisch adviseur van het CBR het noodzakelijk vindt dat er een praktische beoordeling plaatsvindt, vraagt hij de DPR om een onderzoek in te stellen en aan de hand daarvan een advies uit te brengen. Tijdens de beoordeling wordt door de DPR de rijgeschiktheid in de praktijk beoordeeld conform artikel 103 van het Reglement Rijbewijzen. De DPR heeft hiervoor twee onderzoeken tot zijn beschikking.

Technisch onderzoek

Onderzoek door DPR naar de noodzaak van aanpassingen aan het motorrijtuig en/of gebruik van kunst- of hulpmiddelen tijdens het besturen van een motorrijtuig, al dan niet in combinatie met een rijtest.

Rijtest

Onderzoek in de praktijk, waarbij de DPR met betrokkene op de openbare weg beoordeelt of betrokkene lichamelijk en geestelijk in staat is om een motorvoertuig te besturen. Uitzondering: rijtesten voor de motor (categorie A) vinden veelal niet direct op de openbare weg plaats. Eerst wordt onder andere de balans onderzocht op een specifieke locatie.

Betrokkene doet de rijtest meestal in de eigen auto. In de volgende situaties doet betrokkene de rijtest in een lesauto:

  • examenkandidaten die voor de aangevraagde categorie geen rijbewijs in bezit hebben;
  • er zijn aanpassingen aan het voertuig nodig die betrokkene in de eigen auto niet heeft;
  • het betreft een tweede rijtest, omdat de eerste rijtest niet goed ging; dit geldt ook als de eerdere rijtest bij een eerdere aanvraag onvoldoende was;
  • iemand heeft frontotemporale dementie, Lewy Body dementie of de ziekte van Huntington en kan daardoor onvoorspelbaar – en dus gevaarlijk – rijgedrag vertonen;
  • iemand heeft functiebeperkingen die, naar inschatting van de deskundige praktische rijgeschiktheid, gevaarlijke situaties in het verkeer kunnen opleveren (bijvoorbeeld een ernstige gezichtsveldbeperking);
  • Wanneer er op voorhand ernstige twijfel bestaat of betrokkene veilig aan het verkeer kan deelnemen (bijvoorbeeld op basis van informatie van de partner tijdens de keuring).

    Meer informatie over de rijtest

    Wanneer beoordeling?

    In het geval van aandoeningen/functiestoornissen die negatieve invloed kunnen hebben op het rijgedrag, vraagt een medisch adviseur van het CBR om een onderzoek naar de praktische rijgeschiktheid. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een DPR. Het betreft aandoeningen waarbij er een stoornis is in de domeinen zien, denken en/of doen.

    Voorbeelden:

    Zien:

    • een gezichtsveldbeperking na bijvoorbeeld een CVA (paragraaf 7.6 REG2000) of een hersentumor (paragraaf 7.5 REG2000)
    • rijden met een monoculair bioptisch telescoopsysteem bij een visus minder dan 0,4 (paragraaf 3.2.1.1 REG2000)

    Denken: (paragraaf 8.6 REG2000)

    • cognitieve stoornissen ten gevolge van bijvoorbeeld een trauma capitis
    • (mogelijk) cognitieve stoornissen na coma
    • dementie

    Doen:

    • paresen armen en benen ongeacht de oorzaak (diverse paragrafen REG2000)
    • Sensibiliteitsstoornissen, bv tgv Polyneuropathie bij diabetes (paragraaf 5.2.1 REG2000)
    • ontbrekende ledematen (hoofdstuk 9 REG2000)
    • slechte algehele lichamelijke conditie (diverse paragrafen REG2000)

    Werkwijze DPR

    Tijdens de beoordeling staan er drie vragen centraal:

    1. Kan betrokkene een beroep doen op voldoende lichamelijke en geestelijke capaciteit om aan de eisen van een veilige bestuurder te voldoen?
    2. Zijn deze capaciteiten ook voldoende aanwezig als betrokkende daadwerkelijk rijdt?
    3. Is de aandacht en houding van betrokkene gericht op verkeersveiligheid?

    Het accent tijdens de rijtest ligt op zelfstandig, veilig en verantwoord deelnemen aan het verkeer. En het op de juiste wijze kunnen bedienen en besturen van het motorrijtuig zoals vastgesteld in de Regelingen eisen praktijkexamens A, B, C, D, en E op grond van het Reglement Rijbewijzen.

    Voor de uitvoering van de rijtesten zijn er per groep aandoeningen of beperkingen protocollen vastgesteld.

    Advies DPR

    Na afsluiting van het onderzoek kan het advies van DPR drie uitkomsten hebben:

    1. Geschikt
    2. Geschikt met EU-codes
    3. Ongeschikt

    In uitzonderlijke gevallen kan de DPR ook een advies uitbrengen over de duur van de geschiktheid. Dit gebeurt alleen bij een marginaal verlopen rijtest met daarbij het vermoeden dat medisch iets aan de hand is wat erger kan worden. Meestal kan na een eerste rijtest al een advies afgegeven worden door de DPR. Het is echter ook mogelijk dat na een eerste rijtest vervolgonderzoek nodig is voordat DPR een advies kan uitbrengen aan de medisch adviseur. De aanvrager kan in dat geval in de gelegenheid worden gesteld om door middel van rijlessen, in een al dan niet aangepast motorrijtuig, te trainen. Hierna zal dan opnieuw een rijtest plaats moeten vinden in een (aangepast) voertuig. Naast het wennen aan de voorgestelde aanpassingen kunnen deze lessen ook worden gebruikt om een aangepast compenserend rijgedrag te trainen.