Voor psychiaters

Handleiding laboratoriumonderzoek bij een vermoeden van drugs- of alcoholmisbruik

Deze handleiding beschrijft de CBR-procedures voor het laboratoriumonderzoek wanneer een vermoeden bestaat van drugs- en/of alcoholmisbruik. De taak van de psychiater is in deze handleiding opgenomen. Ook zijn de eisen voor laboratoria (ivm het laboratoriumonderzoek) vermeld. De procedure is geldig vanaf 1 april 2022.

Aanleiding onderzoek

Volgens de richtlijnen van de NVvP is laboratoriumonderzoek een onderdeel van de keuringen bij de beoordeling van een vermoeden van drugs en/of alcoholmisbruik.

Volgens de richtlijn Alcoholmisbruik in het kader van de rijgeschiktheidskeuringen wordt bij een vermoeden van alcoholmisbruik bloedonderzoek verricht. Er vindt dan een CDT-IFCC en een GGT bepaling plaats.

Volgens de richtlijn ‘Drugsmisbruik in het kader van de rijgeschiktheidskeuringen’ vindt er vanaf 1 april 2022 een onderzoek plaats als er een vermoeden bestaat van drugsmisbruik.

Lijst met laboratoria

Op cbr.nl staat een lijst met laboratoria. Deze laboratoria hebben bij het CBR aangegeven dat zij kunnen voldoen aan de gestelde eisen (zie hieronder). Op de lijst staat aangegeven welke onderzoeken laboratoria kunnen verrichten. Voor de verwijzing voor onderzoek -in het kader van de rijgeschiktheidsbeoordeling door het CBR- wordt er alleen naar laboratoria verwezen die op deze lijst staan.

In de bijlage vindt u de eisen waar laboratoria aan moeten voldoen.

Mocht u met een ander laboratorium willen samenwerken, dan kunt u dit laboratorium vragen om contact op te nemen met rijgeschiktheid.specialistenbeheer@cbr.nl. Zolang het laboratorium niet op de lijst van het CBR staat, kunt u geen gebruik maken van dit laboratorium. Wij zullen de uitslagen niet accepteren.

Werkwijze

Alcoholkeuringen

Bij de alcoholkeuringen is er een verschil in de werkwijze tussen de Gezondheidsverklaringsprocedure en de Mededelingenprocedure.
In de mededelingenprocedure verwijst het CBR voor het bloedonderzoek. De uitslag van het onderzoek moet echter aan de keurend psychiater verzonden worden. De adresgegevens van de keurend psychiater staan vermeld op het aanvraagformulier. De nota voor deze bepalingen wordt aan het CBR gestuurd.
In de Gezondheidsverklaringsprocedure verwijst de keurend psychiater voor zowel het bloedonderzoek als het urineonderzoek. De uitslag wordt verzonden aan de psychiater die de aanvraag heeft gedaan. De nota wordt door de betrokkene betaald.

Drugskeuringen

Ook voor de bloed- en/of urinebepaling bij een vermoeden op drugsmisbruik zit er een verschil tussen beide procedures In de mededelingenprocedure verwijst het CBR voor het bloedonderzoek op cannabis. De uitslag van het onderzoek moet echter aan de keurend psychiater verzonden worden. De adresgegevens van de keurend psychiater staan vermeld op het aanvraagformulier. De nota voor deze bepalingen wordt aan het CBR gestuurd. Voor het urineonderzoek op de overige drugs verwijst de psychiater zelf. De uitslag wordt dan aan de psychiater verstuurd. De nota mag aan het CBR gestuurd worden. In de gezondheidsverklaringsprocedure wordt al het onderzoek aangevraagd door de keurend psychiater. De uitslag van het onderzoek wordt ook aan de psychiater verstuurd. De nota wordt betaald door de betrokkene.

Aandachtspunt verwijzing

In de verwijzing voor laboratoriumonderzoek geeft het CBR of de psychiater aan door wie de nota betaald moet worden. Ook wordt vermeld naar wie de uitslag verzonden moet worden.

Confrontatie met uitslag laboratoriumonderzoek

In het kader van het onderzoek moet de betrokkene altijd geconfronteerd worden met een afwijkende uitslag van het laboratoriumonderzoek. Wanneer de uitslag van het onderzoek voor de keuring al bekend is, dan kan dit tijdens het onderzoek plaatsvinden. Is de uitslag tijdens het onderzoek nog niet bekend, dan zal betrokkene bij een afwijkende uitslag altijd tijdens een contactmoment geconfronteerd moeten worden met de uitslag van het onderzoek. Dit moet gebeuren voordat de rapportage is afgerond.

Herbeoordeling urine of alsnog bloedonderzoek na positieve anamnese op andere drugs

Door de invoering van de Richtlijn van de NVvP voor de drugsonderzoeken wordt niet meer standaard op alle drugs gescreend. Een screening op alle drugs wordt alleen verricht wanneer iemand bij de aanhouding geweigerd heeft om mee te werken aan speeksel of bloedonderzoek.

In alle andere gevallen wordt alleen getest op de stoffen die bij de aanhouding of eerdere keuringen naar voren zijn gekomen. Het laboratoriumonderzoek vindt bij voorkeur vooraf aan de keuring zelf plaats. Zo kunnen de uitslagen bij de keuring direct besproken worden. Het kan zo zijn dat er tijdens de anamnese naar voren komt dat de betrokkene ook bekend is met het gebruik van andere drugs. In dat geval vraagt de psychiater een aanvulling op het onderzoek aan bij het laboratorium. Hiervoor wordt niet opnieuw urine of bloed afgenomen. Wel kan het zijn dat er alsnog bloed afgenomen moet worden bij cannabis. Of urine wanneer er tijdens het onderzoek blijkt dat er niet alleen sprake is van cannabis, maar ook van andere drugs.

NB heeft het laboratorium tegen de afspraken in de urine of het bloed niet bewaard, dan moet opnieuw laboratoriumonderzoek plaatsvinden. We verzoeken u hier melding van te maken bij het laboratorium en bij het CBR via rijgeschiktheid.specialistenbeheer@cbr.nl.

Verlaagd gehalte kreatinine in urine

Een verlaagd kreatinine gehalte van de urine duidt mogelijk op een verdunde urine.
In deze situatie neemt de psychiater direct contact op met de betrokkene. De psychiater geeft aan dat de betrokkene binnen 2 weken een nieuw urineonderzoek moet laten verrichten. De uitslag hiervan kan meegenomen worden in de beoordeling. Laat de betrokkene niet binnen twee weken een nieuwe test doen, en kan er op basis van verder onderzoek en anamnese niet aannemelijk gemaakt worden dat er sprake is van drugsmisbruik? Dan stuurt de psychiater het rapport in met de conclusie dat hij niet tot een conclusie kan komen in verband met onvoldoende medewerking van de betrokkene.

Contraexpertise laboratoriumonderzoek

De beoordeling van de rijgeschiktheid is een medische procedure in een juridisch kader. Daarom heeft de betrokkene onder meer het recht om in bezwaar te gaan tegen het besluit. Het bezwaar kan gemaakt worden tegen het verrichte onderzoek. De betrokkene kan bijvoorbeeld een contraexpertise laten verrichten.

Bij deze contraexpertise is het van belang dat hetzelfde monster getest wordt. Daarom staat in de eisen beschreven dat de monsters één jaar bewaard worden bij –20 ºC op het laboratorium waar de analyse werd uitgevoerd. Dit geldt zowel voor de eisen aan het laboratoriumonderzoek bij een vermoeden van alcoholmisbruik áls van drugsmisbruik.
Monsters zijn opvraagbaar door de opdrachtgever, de cliënt of diens advocaat.


Bijlage 1: eisen aan het laboratorium

Laboratoriumonderzoek bij vermoeden op alcoholmisbruik (sinds 1 juli 2020)

Bij de bloedafname wordt er standaard een CDT en een GGT bepaald. Aan dit onderzoek heeft de NVKC (Nederlandse Vereniging van Klinisch Chemici) eisen gesteld aan de laboratoria. Aan dit onderzoek worden de volgende eisen gesteld:

  1. Het laboratorium (zowel het laboratorium waar de bloedafname plaatsvindt als het laboratorium waar het feitelijke onderzoek wordt uitgevoerd) voldoet aan de kwaliteitsnorm ISO15189 en geaccrediteerd te zijn door de RvA.
  2. Bloedafname gebeurt door een bevoegde en bekwame medewerker. Bij de bloedafname moet persoonsidentificatie plaatsvinden aan de hand van een geldig identiteitsbewijs en moet het nummer van het identiteitsbewijs minimaal één jaar te worden vastgelegd.
  3. De CDT-bepaling wordt uitgevoerd met een door de NVKC goedgekeurde methode. Verificatie van de bepalingsmethode als ook de analyse van CDT gebeurt volgens de ISO 15189 norm.
  4. De GGT bepaling* voldoet aan dezelfde normen als de CDT bepaling.
  5. Na de analyse worden de monsters één jaar bewaard bij –20 ºC op het laboratorium waar de analyse werd uitgevoerd. Monsters zijn opvraagbaar door opdrachtgever, cliënt of diens advocaat.
  6. Het uitvoerend laboratorium neemt deel aan het kwaliteitsbewakingsprogramma voor CDT, georganiseerd door SKML. De resultaten uit deze controlemonsters mogen maximaal 10% afwijken van de consensuswaarde.
  7. Alle gegevens, inclusief die van alle kwaliteitscontrole- en calibratiemonsters, worden minimaal een jaar bewaard.
  8. Indien de uitvoering van de CDT bepaling wordt uitbesteed aan een ander laboratorium, moet het verzendend laboratorium zich ervan te verzekeren dat het uitvoerend laboratorium zich aan de geldende Richtlijn houdt.
  9. Sinds 1 januari 2019 dienen uitslagen tevens gestandaardiseerd gerapporteerd te worden. Dat betekent dat uitslagen, bovengrens van normaal en afkapwaarde niet meer methode afhankelijk zijn. De gestandaardiseerde uitslagen zijn herkenbaar als CDTIFCC.
  10. Uitslagen worden zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 3 weken na het moment van afname, verstuurd naar de psychiater.

*voorheen: overige bepalingen voldoen.
**toegevoegd door CBR

Laboratoriumonderzoek bij vermoeden op drugsmisbruik (vanaf 1 april 2022)

Aan dit onderzoek worden de volgende eisen gesteld:

  1. Het laboratorium (zowel het laboratorium waar de afname plaatsvindt als het laboratorium waar het feitelijke onderzoek wordt uitgevoerd) voldoet aan de kwaliteitsnorm ISO15189 (afname laboratorium) of ISO17025 (uitvoerend laboratorium) en geaccrediteerd te zijn door de RvA, de Duitse Dakks of de Belgische Belac.
  2. Bloedafname gebeurt door een bevoegde en bekwame medewerker. Bij urine- en bloedafname moet persoonsidentificatie plaatsvinden aan de hand van een geldig identiteitsbewijs en moet het nummer van het identiteitsbewijs minimaal één jaar worden vastgelegd.
  3. Bij de urineafname gelden de volgende richtlijnen: de betrokkene wordt verwezen naar een toilet binnen zicht van de laborant. Betrokkene neemt geen jassen en tassen mee het toilet in. De ontvangen urine wordt door de medewerker gecontroleerd op temperatuur (handwarm) als ook kleur (helder geel tot okergeel). Alleen dan wordt deze in ontvangst genomen voor het onderzoek.
  4. Indien de uitvoering van de test wordt uitbesteed aan een ander laboratorium, moet het verzendend laboratorium zich ervan te verzekeren dat het uitvoerend laboratorium zich aan de geldende Richtlijn houdt. Tevens dient het verzendende laboratorium duidelijke afspraken te maken met het ontvangende laboratorium betreffende onder andere de verzendcondities van het sample.
  5. U verricht alleen onderzoek op de stoffen die op de aanvraag vermeld staan.
  6. Bloedonderzoek: bij cannabis verricht u bloedonderzoek op THC-COOH.
  7. Urineonderzoek: bij Amfetamine, MDMA, Cocaïne, Heroïne, Methadon, Benzodiazepines en GHB verricht u urineonderzoek. Bij een positieve screening (immunologie) wordt er standaard een confirmatietest (chromatograafmassaspectrometer) verricht voor de desbetreffende stof.
  8. Bij de urinescreening wordt standaard de kreatinine waarde bepaald teneinde de betrouwbaarheid van het monster te testen.
  9. Verificatie van de bepalingsmethode gebeurt volgens de ISO 15189 of ISO17025 norm.
  10. Na de analyse worden de urine- en/of bloedmonsters één jaar bewaard bij -20 ºC op het laboratorium waar de analyse werd uitgevoerd. Monsters zijn opvraagbaar door de opdrachtgever, client of diens advocaat.
  11. Alle gegevens, inclusief die van alle kwaliteitscontrole- en calibratiemonsters, worden minimaal één jaar bewaard.
  12. Uitslagen worden zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 3 weken na het moment van afname, verstuurd naar de psychiater.
feedback