Voor laboratoria

Handleiding laboratoriumonderzoek bij een vermoeden van drugs- of alcoholmisbruik

Deze handleiding beschrijft de CBR-procedures voor het laboratoriumonderzoek wanneer een vermoeden bestaat van drugs- en/of alcoholmisbruik. De eisen die worden gesteld aan het laboratoriumonderzoek zijn ook in deze handleiding opgenomen. De procedure is geldig vanaf 1 mei 2023.

Voor meer inhoudelijke zaken rondom de bepalingen verwijzen we u naar uw beroepsvereniging.

Aanleiding onderzoek vermoeden alcohol- en/of drugsmisbruik

Het CBR heeft als taak om te beoordelen of een bestuurder lichamelijk en geestelijk rijgeschikt is. Voor deze beoordeling heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de Regeling eisen geschiktheid 2000 opgesteld. In deze regeling zijn de eisen aan de geschiktheid opgenomen. Het CBR is uitvoerder van deze regeling. In paragraaf 8.8 van deze regeling staat het volgende beschreven.

8.8. Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Voor de beoordeling of er sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd, voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.

8.8.1. Regelmatig gebruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Het regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in dusdanige hoeveelheden dat het rijgedrag daardoor ongunstig wordt beïnvloed, valt mede onder het begrip misbruik van psychoactieve middelen, als bedoeld in paragraaf 8.8. Paragraaf 8.8 is daarmee ook van toepassing op personen die regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in zodanige hoeveelheden dat daardoor de rijvaardigheid ongunstig wordt beïnvloed.

Bron: www.overheid.nl

Een psychiater onderzoekt de persoon waarbij middelenmisbruik in het verkeer vermoedt wordt. Het laboratoriumonderzoek is onderdeel van het specialistisch onderzoek.

Procedures CBR

De beoordeling van de rijgeschiktheid kan plaatsvinden in twee verschillende procedures: de Mededelingenprocedure en de Gezondheidsverklaringsprocedure. De eisen aan de geschiktheid zijn voor beide procedures gelijk.

Mededelingenprocedure

In de mededelingenprocedure heeft het CBR een melding van derden ontvangen over een vermoeden van ongeschiktheid. De meldingen met een vermoeden van middelenmisbruik komen bijna altijd van de politie en zijn het gevolg van alcohol- en drugscontroles langs de kant van de weg. Naar aanleiding van deze melding legt het CBR een onderzoek naar de rijgeschiktheid op. Hierbij wordt de betrokkene gekeurd door een psychiater. Afhankelijk van de bevindingen tijdens dit onderzoek, wordt de betrokkene geschikt of ongeschikt verklaard voor het rijbewijs. Zolang het onderzoek loopt wordt het rijbewijs geschorst. In verband met deze schorsing is het van belang dat de uitslag van deze onderzoeken zo snel mogelijk wordt vastgesteld. Dat geldt dus ook voor de uitslagen van het laboratoriumonderzoek. De kosten voor het onderzoek betaalt de betrokkene aan het CBR, waarna het CBR de kosten aan de psychiater en de laboratoria betaald.

Gezondheidsverklaringsprocedure

In de Gezondheidsverklaringsprocedure dient de betrokkene zelf een aanvraag in voor het beoordelen van de rijgeschiktheid. De aanvragen waarin middelenmisbruik een rol speelt, zijn meestal van betrokkenen die eerder in de mededelingenprocedure ongeschikt verklaard zijn. Ook bij deze beoordeling is een specialistisch onderzoek, inclusief laboratoriumonderzoek, noodzakelijk. Wanneer de betrokkene eerder ongeschikt is verklaard, zal hij -wanneer hij geschikt uit het onderzoek komt- voor een beperkte termijn geschikt verklaard worden. Deze termijn is de eerste keer 1 jaar. Daarna volgt een termijn van 3 jaar. Vervolgens kan de betrokkene onbeperkt geschikt worden verklaard. Bij elke beoordeling is er wederom een specialistisch onderzoek, inclusief laboratoriumonderzoek, noodzakelijk.

De psychiaters houden zich bij het verrichten van de keuringen aan de volgende richtlijnen van de Nederlandse vereniging van Psychiatrie (NVvP):

In deze richtlijnen is ook bepaald welke analyses wanneer verricht worden.

Lijst met laboratoria

Bloed- en urineonderzoek: kies het juiste laboratorium

Deze laboratoria hebben bij het CBR aangegeven dat zij kunnen voldoen aan de gestelde eisen (zie hieronder). Op de lijst staat aangegeven welke onderzoeken laboratoria kunnen verrichten. Voor de verwijzing voor onderzoek -in het kader van de rijgeschiktheidsbeoordeling door het CBR- wordt er alleen naar laboratoria verwezen die op deze lijst staan. Wilt u vermeld worden op deze lijst of een wijziging doorgeven? Stuur dan een bericht aan rijgeschiktheid.specialistenbeheer@cbr.nl.

Eisen aan het onderzoek

In kader van het alcoholonderzoek heeft de NVKC in 2011 uitgebreid onderzoek gedaan naar het CDT onderzoek. De NVKC heeft vervolgens een richtlijn opgesteld voor de CDT bepaling. In navolging van deze richtlijn heeft de NVKC onderstaande richtlijnen voor het bloedonderzoek bij een vermoeden van alcoholmisbruik opgesteld. Hier zijn nu (per 1 april 2022) door het CBR twee kleine wijzigingen in aangebracht. Bij punt 4 zijn de overige bepalingen vervangen door de GGT bepaling. De reden hiervoor is dat alle overige bepalingen vervallen zijn bij de invoering van de herziene richtlijn van de NVvP in 2020. Gezien het feit dat de CDT-IFCC inmiddels ingevoerd is, is in eis 9 het woordje “Vooraf” aan het begin van de zin vervangen door “Sinds”. Daarnaast is een extra eis toegevoegd ten aanzien van de termijn waarbinnen de uitslagen van het laboratoriumonderzoek bij de psychiater moeten zijn.

Voor het laboratoriumonderzoek zijn er vanuit de beroepsgroep geen richtlijnen opgesteld als het gaat om een vermoeden van drugsmisbruik. Het CBR heeft hiervoor in 2019 eisen opgesteld, deze zijn vergelijkbaar aan de eisen voor het onderzoek bij een vermoeden van alcoholmisbruik. Deze eisen zijn toen naar aanleiding van feedback aangepast en in april 2022 heeft er een update plaatsgevonden ten gevolge van de NVvP richtlijn voor onderzoeken bij een vermoeden van drugsmisbruik. De belangrijkste wijziging is het onderzoek naar cannabis (voorheen een urineonderzoek, nu een bloedonderzoek).



Laboratoriumonderzoek bij vermoeden op alcoholmisbruik (geldig vanaf 1 april 2022)

Bij de bloedafname wordt standaard een CDT en een GGT bepaald. Aan dit onderzoek heeft de NVKC (Nederlandse Vereniging van Klinisch Chemici) eisen gesteld aan de laboratoria. Aan dit onderzoek worden de volgende eisen gesteld:

  1. Het laboratorium (zowel het laboratorium waar de bloedafname plaatsvindt als het laboratorium waar het feitelijke onderzoek wordt uitgevoerd) voldoet aan de kwaliteitsnorm ISO15189 en geaccrediteerd te zijn door de RvA.
  2. Bloedafname gebeurt door een bevoegde en bekwame medewerker. Bij de bloedafname moet persoonsidentificatie plaatsvinden aan de hand van een geldig identiteitsbewijs en moet het nummer van het identiteitsbewijs minimaal één jaar te worden vastgelegd.
  3. De CDT-bepaling wordt uitgevoerd met een door de NVKC goedgekeurde methode. Verificatie van de bepalingsmethode als ook de analyse van CDT gebeurt volgens de ISO 15189 norm.
  4. De GGT bepaling* voldoet aan dezelfde normen als de CDT bepaling.
  5. Na de analyse worden de monsters één jaar bewaard bij –20 ºC op het laboratorium waar de analyse werd uitgevoerd. Monsters zijn opvraagbaar door opdrachtgever, cliënt of diens advocaat.
  6. Het uitvoerend laboratorium neemt deel aan het kwaliteitsbewakingsprogramma voor CDT, georganiseerd door SKML. De resultaten uit deze controlemonsters mogen maximaal 10% afwijken van de consensuswaarde.
  7. Alle gegevens, inclusief die van alle kwaliteitscontrole- en calibratiemonsters, worden minimaal een jaar bewaard.
  8. Indien de uitvoering van de CDT bepaling wordt uitbesteed aan een ander laboratorium, moet het verzendend laboratorium zich ervan te verzekeren dat het uitvoerend laboratorium zich aan de geldende Richtlijn houdt.
  9. Sinds 1 januari 2019 dienen uitslagen tevens gestandaardiseerd gerapporteerd te worden. Dat betekent dat uitslagen, bovengrens van normaal en afkapwaarde niet meer methode afhankelijk zijn. De gestandaardiseerde uitslagen zijn herkenbaar als CDTIFCC.
  10. Uitslagen worden zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 3 weken na het moment van afname, verstuurd naar de psychiater**.

* voorheen: overige bepalingen voldoen..
** toegevoegd door CBR



Laboratoriumonderzoek bij vermoeden op drugsmisbruik (sinds 1 april 2022)


Aan dit onderzoek worden de volgende eisen gesteld:

  1. Het laboratorium (zowel het laboratorium waar de afname plaatsvindt als het laboratorium waar het feitelijke onderzoek wordt uitgevoerd) voldoet aan de kwaliteitsnorm ISO15189 (afname laboratorium) of ISO17025 (uitvoerend laboratorium) en geaccrediteerd te zijn door de RvA, de Duitse Dakks of de Belgische Belac
  2. Bloedafname gebeurt door een bevoegde en bekwame medewerker. Bij urine- en bloedafname moet persoonsidentificatie plaatsvinden aan de hand van een geldig identiteitsbewijs en moet het nummer van het identiteitsbewijs minimaal één jaar worden vastgelegd.
  3. Bij de urineafname gelden de volgende richtlijnen: de betrokkene wordt verwezen naar een toilet binnen zicht van de laborant. Betrokkene neemt geen jassen en tassen mee het toilet in. De ontvangen urine wordt door de medewerker gecontroleerd op temperatuur (handwarm) als ook kleur (helder geel tot okergeel). Alleen dan wordt deze in ontvangst genomen voor het onderzoek.
  4. Indien de uitvoering van de test wordt uitbesteed aan een ander laboratorium, moet het verzendend laboratorium zich ervan te verzekeren dat het uitvoerend laboratorium zich aan de geldende Richtlijn houdt. Tevens dient het verzendende laboratorium duidelijke afspraken te maken met het ontvangende laboratorium betreffende onder andere de verzendcondities van het sample.
  5. U verricht alleen onderzoek op de stoffen die op de aanvraag vermeld staan.
  6. Bloedonderzoek: bij cannabis verricht u bloedonderzoek op THC-COOH.
  7. Urineonderzoek: bij Amfetamine, MDMA, Cocaïne, Heroïne, Methadon, Benzodiazepines en GHB verricht u urineonderzoek. Bij een positieve screening (immunologie) wordt er standaard een confirmatietest (chromatograafmassaspectrometer) verricht voor de desbetreffende stof.
  8. Bij de urinescreening wordt standaard de kreatinine waarde bepaald teneinde de betrouwbaarheid van het monster te testen.
  9. Verificatie van de bepalingsmethode gebeurt volgens de ISO 15189 of ISO17025 norm.
  10. Na de analyse worden de urine- en/of bloedmonsters één jaar bewaard bij -20 ºC op het laboratorium waar de analyse werd uitgevoerd. Monsters zijn opvraagbaar door de opdrachtgever, client of diens advocaat.
  11. Alle gegevens, inclusief die van alle kwaliteitscontrole- en calibratiemonsters, worden minimaal één jaar bewaard.
  12. Uitslagen worden zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 3 weken na het moment van afname, verstuurd naar de psychiater.

Werkwijze CBR en psychiaters en nota’s laboratoriumonderzoek

Alcohol- en drugskeuringen

Bij de alcoholkeuringen is er een verschil in de werkwijze tussen de hierboven genoemde procedures. In beide procedures verwijst de psychiater die het onderzoek verricht. De uitslag van het onderzoek wordt aan de keurend psychiater verzonden. De nota voor deze bepalingen wordt in de Mededelingenprocedure aan het CBR gestuurd. In de Gezondheidsverklaringsprocedure wordt de nota door de betrokkene betaald.

In de verwijzing wordt door de psychiater aangegeven door wie de nota betaald moet worden.

Belang bewaren urine en bloedmonsters

De beoordeling van de rijgeschiktheid is een medische procedure in een juridisch kader. Daarom heeft de betrokkene het recht om in bezwaar te gaan tegen het besluit. Het bezwaar kan gemaakt worden tegen het verrichte onderzoek. De betrokkene kan bijvoorbeeld een contraexpertise laten verrichten.

Bij deze contraexpertise is het van belang dat hetzelfde monster getest wordt. Daarom staat in de eisen beschreven dat de monsters één jaar bewaard worden bij –20 ºC op het laboratorium waar de analyse werd uitgevoerd. Dit geldt zowel voor de eisen aan het laboratoriumonderzoek bij een vermoeden van alcoholmisbruik áls van drugsmisbruik.
Monsters zijn opvraagbaar door de opdrachtgever, de cliënt of diens advocaat.

Door de invoering van de Richtlijn van de NVvP voor de drugsonderzoeken wordt niet meer standaard op alle drugs gescreend. Een screening op alle drugs wordt alleen verricht wanneer iemand bij de aanhouding geweigerd heeft om mee te werken aan speeksel- of bloedonderzoek. In alle andere gevallen wordt alleen getest op de stoffen die bij de aanhouding of eerdere keuringen naar voren zijn gekomen. Het laboratoriumonderzoek vindt bij voorkeur vooraf aan de keuring zelf plaats, zodat de uitslag bij de keuring direct besproken kan worden. Hierdoor kan het voorkomen dat er tijdens de anamnese naar voren komt dat betrokkene ook bekend is met het gebruik van andere drugs. In verband hiermee is het van belang om de urine, ook bij een negatieve uitslag, te bewaren zodat de psychiater een aanvulling op het onderzoek aan kan vragen.

Versturen nota’s aan CBR

Alleen bij een Mededelingenonderzoek alcohol en/of drugs kunt u een nota aan het CBR sturen.

Deze kan verstuurd worden naar:

Divisie Rijgeschiktheid
afdeling Mededelingen
Postbus 3012
2280 GA Rijswijk

Of per beveiligde mail aan vorderingen.financiele.administratie@cbr.nl Op de nota dient het volgende vermeld te worden:

  • uw BTW-identificatienummer
  • een uniek factuurnummer
  • factuurdatum
  • uw naam, adres en woonplaats gegevens
  • datum van het onderzoek, naam betrokkene, inclusief voorletters, geboortedatum betrokkene en het BSN nummer
  • IBAN bankrekeningnummer en tenaamstelling
  • KvK-nummer