Advies en richtlijnen specialistenverenigingen

Oogheelkunde

NOG-richtlijn Visuele beperkingen

De hoofdvraag van deze richtlijn is: Wanneer is verwijzing van patiënten met een visuele beperking die bij de oogarts komen met vragen over verkeersparticipatie wenselijk?

In de richtlijn worden de rollen van de patiënt, de oogarts, het CBR en de revalidatie bij Koninklijke Visio toegelicht rondom het mobiliteitsvraagstuk van mensen met een visuele beperking. Mobiliteit betreft niet alleen autorijden, maar ook verkeersdeelname met bijvoorbeeld de fiets, een brommobiel of als voetganger. Dat zijn beoordelingen die niet bij het CBR liggen.

In de richtlijn staat onder andere: “Het belangrijkste doel van de patiënt is het vergroten van de actieradius door weer gebruik te kunnen maken van de auto, brommobiel, scootmobiel, fiets of te kunnen lopen. Dit stelt de patiënt beter in staat deel te nemen aan belangrijke activiteiten en daardoor beter zelfstandig te kunnen participeren aan de maatschappij. Zelfstandige mobiliteit is uitermate belangrijk voor iemands gevoel van zelfstandigheid. Het zich wel of niet kunnen verplaatsen heeft onder andere impact op het werk, het bezoeken van vrienden en het doen van boodschappen. Het gebruik van efficiënte compensatiestrategieën stellen patiënten met een visuele beperking eerder in staat om een manier van mobiliteit toe te passen.”

“Vanuit de revalidatie kunnen behandelaars de patiënt ondersteunen in het aanleren van compensatiestrategieën voor de functiebeperking. Het is gewenst om, ongeacht de mate van visuele beperking, alle patiënten die hulp vragen bij het participeren in het verkeer door middel van scootmobiel, brommobiel, fiets of als voetganger door te verwijzen naar een centrum voor revalidatie van slechtziende en blinde mensen.”

De volledige richtlijn vindt u in de Richtlijnendatabase van de Federatie Medisch Specialisten. In de bijlagen vindt u een flowchart visuele beperkingen.

Adviezen van de Werkgroep Ergoftalmologie (Nederlands Oogheelkundig Gezelschap)

De eisen aan het gezichtsvermogen voor het verkeer, zowel groep 1 rijbewijzen als groep 2, staan in hoofdstuk 3 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (www.wetten.nl). Ook behandelend oogartsen kunnen deze normen gebruiken voor adviezen aan hun patiënten.

Regelmatig bereiken de Werkgroep Ergoftalmologie vragen van oogartsen over gebieden die niet duidelijk in de Regeling zijn beschreven. Voor deze vraagstukken heeft de Werkgroep een advies opgesteld, dat ook op de website is terug te vinden:

Adviezen van deze NOG werkgroep

Het betreft de volgende adviezen:

Plotselinge verminderde functie van één oog

Een veelvoorkomende situatie waar de wetgever geen uitspraken over doet is een plotselinge verminderde functie van één oog, zonder dat er sprake is van een volledig verlies (blindheid). Na een oogoperatie is er soms tijdelijk sprake van zo'n situatie. In bepaalde situaties adviseren wij hier ook een gewenperiode van drie maanden, ook als het andere oog op zich voldoende ziet voor het rijbewijs. Deze situaties zijn:

  1. Een daling van de gezichtsscherpte met beide ogen samen kijkend (in situaties waar het aangedane oog oorspronkelijk het beste oog was, maar het andere oog op zich nog wel aan de eisen voldoet).
  2. Een afname van het gezichtsveld als het buitenste deel van het gezichtsveld van het aangedane oog niet meer functioneert, d.w.z. het deel dat niet overlapt met het andere oog.
  3. Het verlies van stereoscopie.
  4. Beeldvervorming in het aangedane oog, dat stoort bij kijken met twee ogen.

Dubbelzien

Autorijden met (hinderlijk) dubbelzien is niet toegestaan. Wanneer het dubbelzien niet verholpen kan worden met een operatie of prismabril, dan kan men autorijden met één oog afgedekt. Ook hiervoor geldt een gewenperiode van drie maanden.

Lees meer over mobiliteitsvraagstukken bij visuele beperkingen.