Service

Voertuigeisen CDE

Deze voertuigeisen zijn van toepassing op voertuigen die gebruikt worden voor C, D, CE en DE examens. Examenvoertuigen moeten voldoen aan alle actuele wettelijke eisen betreffende hun categorie zoals genoemd in het Reglement rijbewijzen en de Regeling voertuigen.

Het Reglement rijbewijzen geeft het CBR ook de ruimte om aanvullende eisen te formuleren die noodzakelijk zijn om het voertuig geschikt te maken voor het afnemen van valide en betrouwbare examens. Een groot deel van deze eisen richt zich op eisen wat betreft de ergonomie van de zitplaats. De wijze van meten en verantwoording voor deze eisen is opgenomen als bijlagen bij dit document (voor categorie C onder bijlage 1, voor de categorie D onder bijlage 2).

Er zijn verschillende ingangsdata en overgangstermijnen van toepassing op deze eisen. Een gedetailleerde uitwerking hiervan is opgenomen onder bijlage 3.

1. Eisen examenvoertuigen praktijkexamen C

Voertuigen die worden ingezet voor de praktijkexamens dienen te voldoen aan alle genoemde eisen. Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe voertuigen geschouwd worden voordat deze mogen worden ingezet voor praktijkexamens.

  • A. Reglement rijbewijzen - artikel 73

    Toegelaten zijn vrachtauto’s die voldoen aan de eisen die gesteld worden in het Reglement rijbewijzen artikel 73

    Massa’s en afmetingen1
    - Lengte: ten minste 9 m
    - Breedte: ten minste 2,50 m
    - Afstand gerekend vanaf hart voorste as tot de hart aangedreven as: ten minste 5,20 m en maximaal 1 aangedreven as
    - Toegestane maximum massa: ten minste 12.000 kg
    - Feitelijke totale massa: ten minste 15.000 kg.
    - Lading: ten minste 5.000 kg, waarbij de lading in IBC’s of verpakkingen van vergelijkbare afmetingen op de laadvloer is geplaatst.
    - Een werkende aslastmeter op alle assen of een weegbrief van maximaal 1 jaar oud.

    1 Een voertuig wordt gezien als nieuw voertuig als de tenaamstellingsdatum wijzigt

    Techniek2
    - Goed werkende Cruise control.
    - Een toerenteller.
    - Een tachograaf (= controle-apparaat als bedoeld in Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van de verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer).
    - Anti-blokkeersysteem.
    - Een versnellingsbak met ten minste acht voorwaartse versnellingen
    - Indien het een praktijkexamen betreft voor de rijbewijscategorie C met het oog op de aanvraag van een rijbewijs voor die categorie, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, is het in het eerste lid bedoelde motorrijtuig voorzien van een schakelaar of hendel, waarmee de bestuurder invloed kan uitoefenen op de gangwissel van het motorrijtuig.
    - Snelheid van ten minste 80 km per uur.

    2 Voor ingangsdata en overgangsregelingen zie bijlage 3

    Overige eisen
    - Een slaapcabine3
    - Minimaal 3 zitplaatsen op kenteken.
    - Gesloten opbouw dan wel een gesloten huif, ten minste even breed en hoog als de cabine en met een lengte van nagenoeg de lengte van de laadvloer.

    3 Eisen slaapcabine: de ruimte voor een bed met een lengte van ongeveer 2,05 m en een breedte van ongeveer 0,75 m (eisen conform Arbocatalogus)

  • B. Reglement rijbewijzen - artikel 81

    Toegelaten zijn vrachtauto’s die voldoen aan de eisen die gesteld worden in het
    Reglement rijbewijzen artikel 81:

    - inrichtingen die zo zijn aangebracht dat de examinator daarmee de bedrijfsrem en, indien het een motorrijtuig met handschakeling betreft, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;
    - twee of meer buitenspiegels, dan wel een goedgekeurd camera-monitorsysteem of camera-monitorsystemen, waarmee de examinator het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte kan overzien;
    - een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven (L-bord).

  • C. Reglement rijbewijzen - artikel 82, lid 1. Aanvullende eisen examenvoertuigen

    Het CBR heeft op grond van artikel 82 lid 1 Reglement rijbewijzen de bevoegdheid om aanvullende eisen te stellen aan examenvoertuigen. De aanvullende eisen staan hieronder weergegeven.

    Cabine en zitplaatsen
    Het voertuig dient te zijn voorzien van:
    - een goed werkende verwarming en airconditioning;
    - navigatieapparatuur;
    - een stoel4 voor de examinator die:
    • deugdelijk aan het voertuig is bevestigd (conform de Regeling voertuigen);
    • voorzien is van een goed werkende mechanische of lucht vering;
    • zodanig geplaatst is dat het zicht van de examinator en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd;
    • voorzien is van een ECE R16 goedgekeurde driepuntsgordel;
    • voldoet aan onderstaande eisen5:

    Zitting6
    • De lengteas van de stoel ligt in de lengterichting van het voertuig.
    • De zithoogte is minimaal verstelbaar tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting (midden voorzijde).
    • Er is een lendensteun aanwezig. De lendensteun heeft een straal (G) van 30 +/- 1 cm.
    • De helling van de zitting (H) van de stoel is tussen de -3° en -10° (achterover) of verstelbaar in dit bereik.
    • De hoek tussen de zitting en de rugleuning is verstelbaar tussen minimaal 95˚ en 115˚.
    • De zitting is ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 48 cm breed.
    • De zitting is minimaal 43 cm en maximaal 50 cm diep.
    • De rugleuning is minimaal 60 cm hoog zijn.
    • De rugleuning is minimaal 48 cm breed (dit is de afstand tussen de linker en rechterkant van de rugleuning).
    • Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun.
    • De zitting en de rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn.
    • De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen
    voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam.

    Werkruimte
    • De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm.
    • De ruimte tussen het hart van de stoel en de ruit in het portier is minimaal 32,5 cm. Er is daarmee voldoende vrije ruimte om de arm te ondersteunen.
    • De kniediepte is minimaal 70 cm.
    • De voetdiepte is minimaal 35 cm.
    • Voor de stoel is er, over de gehele breedte van de zitting, vrije beenruimte aanwezig. Over de gehele breedte van de stoel wordt voldaan aan de knie- en voetdiepte eis.

    - een deugdelijke en een naar voren gerichte derde zitplaats, volgens de definitie zitplaats uit de Regeling voertuigen. De gedetailleerde eisen voor de derde zitplaats zijn omschreven in bijlage 27.
    - de volgende gegevens van het motorvoertuig (en de combinatie indien van toepassing) op een voor de examinator duidelijk zichtbare plaats aanwezig in de cabine van het motorvoertuig:
    • het feitelijke totale gewicht;
    • de hoogte;
    • de lengte;
    • de breedte;
    • de feitelijke hoogste asdruk.

    - dubbele bediening en voorzieningen die voldoen aan onderstaande eisen:
    • Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) voor examinatoren van verschillende lichaamslengtes bereikbaar zijn.
    • Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde bediening van het pedaal zonder belemmeringen mogelijk.
    De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst achterwaarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden.

    - de examinator moet dezelfde dashboardinformatie kunnen aflezen als de feitelijke bestuurder; dit zijn minimaal:
    • de snelheid;
    • het toerental.

    Spiegels en/of camera/monitorsysteem
    Deze moeten voldoen aan onderstaande eisen:
    - de examinator kan het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte overzien met minimaal het wettelijk voorgeschreven gezichtsveld van de feitelijke bestuurder;
    - het voertuig heeft zogenaamde ‘oogspiegel’;
    - als er gebruik wordt gemaakt van een camerasysteem ter vervanging van front en/of dakspiegel moet dit ook zichtbaar zijn voor de examinator;
    - alle spiegels/camera’s zijn voorzien van goed werkende (spiegel)verwarming wanneer gebruik wordt gemaakt van een goedgekeurd camera-/monitorsysteem dan moet dit systeem voldoen aan onderstaande eisen:
    - het systeem is vanaf de fabriek ingebouwd en heeft een typegoedkeuring;
    - er wordt gebruik gemaakt van 1 en hetzelfde camera/monitorsysteem, door zowel kandidaat als de examinator (de buitenspiegels worden dus volledig vervangen).

    In aanvulling op de eisen zijn onderstaande adviezen van toepassing:
    - Als de monitor horizontaal niet verstelbaar is, wordt de rechter monitor op een “Engelse” steun gemonteerd.
    - Als de monitor verticaal niet verstelbaar is, kan het noodzakelijk zijn de monitor of steun omhoog te plaatsen.

    Overige eisen
    Opnameapparatuur in het examenvoertuig is toegestaan, onder voorwaarde dat deze is uitgeschakeld. De examinator moet zich hiervan kunnen vergewissen. Ieder gebruik van deze opnameapparatuur tijdens het rijexamen is verboden. Tevens moet de opnameapparatuur zo zijn geplaatst dat deze het gezichtsveld van de examinator en de bestuurder niet belemmert en de veiligheid van de examinator niet in gevaar brengt.

    4 De kwaliteitseisen van de stoel zijn omschreven in de bijlage voor de wijze
    van meten
    5 De wijze van meten is opgenomen als een aparte bijlage 1
    6 Voor ingangsdata en overgangs regelingen zie bijlage 3
    7 Voor ingangsdata en overgangsregelingen zie bijlage 3

2. Eisen examenvoertuigen praktijkexamen E achter C

Voertuigen die worden ingezet voor de praktijkexamens dienen te voldoen aan alle genoemde eisen. Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe voertuigen8 geschouwd worden voordat deze mogen worden ingezet voor praktijkexamens.

8 Een voertuig wordt gezien als nieuw voertuig als de tenaamstellingsdatum wijzigt

2.1 Vrachtauto met aanhangwagen

  • A. Reglement rijbewijzen - artikel 76

    Toegelaten zijn combinaties die voldoen aan de eisen die gesteld worden in het Reglement rijbewijzen artikel 76.

    Als het trekkende motorvoertuig zijn alleen motorvoertuigen toegelaten die voldoen aan de eisen die gesteld worden aan examenvoertuigen voor het praktijkexamen van de categorie C (artikel 73) onder punt A, B en C.

    Massa’s en afmetingen samenstel9
    - Lengte: ten minste 17 m
    - Breedte: ten minste 2,5 m
    - Toegestane maximum Massa ten minste: 20.000 kg
    - Feitelijke totale massa: ten minste: 25.000 kg

    Massa’s, lading en afmetingen lading aanhangwagen
    - met een lading van tenminste 5.000 kg waarbij deze in IBC’s of verpakkingen van vergelijkbare afmetingen op de laadvloer is geplaatst;
    - en werkende aslastmeters op alle assen of een weegbrief van maximaal 1 jaar oud;
    - met een breedte van tenminste 2,50 m;
    - met een lengte van tenminste 7,50 m.

    Type aanhangwagen
    - Autonome aanhangwagen
    of
    - Middenasaanhangwagen
    • Met minimaal twee starre assen die tijdens het examen op het wegdek moeten staan.
    • Waarbij de hoogte van het hart van de onderbouwkoppeling van het trekkende voertuig zich op niet meer dan 0,55 m boven het wegdek bevindt.
    - die zijn voorzien van een gesloten opbouw dan wel een gesloten huif ten minste even breed en hoog als de cabine van het trekkende voertuig en een lengte van nagenoeg de lengte van de laadvloer

    Techniek aanhangwagen
    - Anti-blokkeersysteem.
    - Het samenstel dient een snelheid van ten minste 80 km per uur te kunnen bereiken.

    9 Voor ingangsdata en overgangsregelingen zie bijlage 3

  • B. Reglement rijbewijzen - artikel 81

    De aanhangwagen is voorzien van een bij ministeriele regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij de regeling is voorgeschreven (L-bord).

2.2 Opleggertrekker met oplegger

Voertuigen die worden ingezet voor de praktijkexamens dienen te voldoen aan alle genoemde eisen. Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe voertuigen10 geschouwd worden voordat deze mogen worden ingezet voor praktijkexamens.

10 Een voertuig wordt gezien als nieuw voertuig als de tenaamstellingsdatum wijzigt

  • A. Eisen Reglement rijbewijzen

    Toegelaten zijn combinaties die voldoen aan de eisen die gesteld worden in het Reglement rijbewijzen artikel 76.

    Massa’s en afmetingen11
    Samenstel:
    - Lengte: ten minste 15,50 m
    - Breedte: ten minste 2,5 m
    - Toegestane maximum Massa ten minste: 20.000 kg
    - Feitelijke totale massa: ten minste 25.000 kg

    De oplegger:
    - Heeft een lading van tenminste 10.000 kg waarbij deze in IBC’s of verpakkingen van vergelijkbare afmetingen op de laadvloer is geplaatst.
    - Heeft werkende aslastmeters op alle assen of een weegbrief van maximaal 1 jaar oud.

    Techniek:
    De opleggertrekker is voorzien van:
    - Goed werkende Cruise control.
    - Een toerenteller.
    - Een tachograaf (= controle-apparaat als bedoeld in Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van de verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer).
    - Anti-blokkeersysteem.
    - Een versnellingsbak met ten minste acht voorwaartse versnellingen.
    - Indien het een praktijkexamen betreft voor de rijbewijscategorie CE met het oog op de aanvraag van een rijbewijs voor die categorie, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, is het in het eerste lid bedoelde motorrijtuig voorzien van een schakelaar of hendel, waarmee de bestuurder invloed kan uitoefenen op de gangwissel van het motorrijtuig.
    - Snelheid van ten minste 80 km per uur.

    De oplegger is voorzien van:
    - Een Antiblokkeersysteem
    - Het samenstel dient een snelheid van ten minste 80 km per uur te kunnen bereiken.

    Overige eisen
    De opleggertrekker is voorzien van:
    - een slaapcabine12
    - minimaal 3 zitplaatsen op kenteken.
    - ten hoogste 3 assen waarvan maximaal 1 aangedreven is.

    De oplegger:
    - Heeft een gesloten opbouw dan wel van een gesloten huif, ten minste even breed en hoog als de cabine van het trekkend motorrijtuig en een lengte van nagenoeg de lengte van de laadvloer.
    - Heeft ten minste twee assen en ten hoogste drie assen waarvan ten minste één starre as. Tijdens het examen moeten ten minste twee assen waarvan een starre as op het wegdek staan.

    11 Voor ingangsdata en overgangsregelingen zie bijlage 3
    12 Eisen slaapcabine: de ruimte voor een bed met een lengte van ongeveer 2,05 m en een breedte van ongeveer 0,75 m (eisen conform Arbocatalogus)

  • B. Reglement rijbewijzen - artikel 81

    Als trekkende motorvoertuigen zijn alleen motorvoertuigen toegelaten die voldoen aan de eisen examenvoertuigen voor het praktijkexamen C onder punt B.

    De oplegger is voorzien van een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven (L-bord)

  • C. Reglement rijbewijzen - artikel 82, lid 1

    Als trekkende motorvoertuigen zijn alleen motorvoertuigen toegelaten die voldoen aan de eisen examenvoertuigen voor het praktijkexamen C onder punt C.

3. Eisen examenvoertuigen praktijkexamen D

Voertuigen die worden ingezet voor de praktijkexamens dienen te voldoen aan alle genoemde eisen. Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe voertuigen13 geschouwd worden voordat deze mogen worden ingezet voor praktijkexamens.
En vanaf 1 januari 2023 moeten tevens alle les- en examenvoertuigen van de categorie D door de RDW worden gekeurd om een aantekening in het kentekenregister te krijgen als lesvoertuig.14

13 Een voertuig wordt gezien als nieuw voertuig als de tenaamstellingsdatum wijzigt
14 Informatie over het keuringsproces bij RDW vindt u op deze pagina

  • A. Reglement rijbewijzen - artikel 74

    Toegelaten zijn bussen die voldoen aan de eisen die gesteld worden in het Reglement rijbewijzen artikel 74.

    Massa’s en afmetingen15
    - Lengte: ten minste 11,50 m
    - Breedte: ten minste 2,5 m
    - Afstand gerekend vanaf hart vooras tot hart aangedreven as: ten minste 5,40 m

    Techniek
    - Goed werkende Cruise control.
    - Een toerenteller.
    - Een tachograaf (= controle-apparaat als bedoeld in Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van de verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer).
    - Anti-blokkeersysteem.
    - Een versnellingsbak met ten minste vijf voorwaartse versnellingen.
    - Indien het een praktijkexamen betreft voor de rijbewijscategorie D met het oog op de aanvraag van een rijbewijs voor die categorie, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, is het in het eerste lid bedoelde motorrijtuig voorzien van een schakelaar of hendel, waarmee de bestuurder invloed kan uitoefenen op de gangwissel van het motorrijtuig.
    - Snelheid van ten minste 80 km per uur

    15 Voor ingangsdata en overgangsregelingen zie bijlage 3

  • B. Reglement rijbewijzen - artikel 81

    Toegelaten zijn bussen die voldoen aan de eisen die gesteld worden in het Reglement rijbewijzen artikel 81:

    - inrichtingen die zo zijn aangebracht dat de examinator daarmee de bedrijfsrem en, indien het een motorrijtuig met handschakeling betreft, de koppeling vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;
    - twee of meer buitenspiegels, dan wel een goedgekeurd camera-monitorsysteem of camera-monitorsystemen, waarmee de examinator het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte kan overzien;
    - een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven (L-bord).

  • C. Reglement rijbewijzen - artikel 82, lid 1. Aanvullende eisen examenvoertuigen

    Het CBR heeft op grond van artikel 82 lid 1 Reglement rijbewijzen de bevoegdheid om aanvullende eisen te stellen aan examenvoertuigen.

    De aanvullende eisen staan hieronder weergegeven.
    - de volgende gegevens van het motorvoertuig en van de combinatie (indien van toepassing) op een voor de examinator duidelijk zichtbare plaats aanwezig in de cabine van het motorvoertuig:
    • het feitelijke totale gewicht;
    • de hoogte;
    • de lengte;
    • de breedte;
    • de feitelijke hoogste asdruk.

    Dubbele bediening en voorzieningen examinator
    - een goedwerkende ‘dubbele bediening’ die voldoet aan onderstaande eisen:
    • Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) voor examinatoren van verschillende lichaamslengtes bereikbaar zijn.
    • Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde bediening van het pedaal zonder belemmeringen mogelijk.
    De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst been achterwaarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden.

    - de examinator moet dezelfde dashboardinformatie kunnen aflezen als de feitelijke bestuurder; dit zijn minimaal:
    • de snelheid;
    • het toerental.

    Cabine en zitplaatsen
    Het voertuig dient te zijn voorzien van:
    - een goed werkende verwarming en airconditioning;
    - navigatieapparatuur;
    - een stoel16 voor de examinator die:

    In geval van een zitplaats die nieuw is of is aangepast in de bus (geen klapstoel)17:

    - goedgekeurd door RDW en waarvan de goedkeuring (lesvoertuig) is opgenomen in het kentekenregister;
    - deugdelijk aan het voertuig is bevestigd (conform de Regeling voertuigen)
    - de zitplaatsen en rugleuningen van bussen moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd;
    - de van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld;
    - voorzien is van een goed werkende mechanische of lucht vering;
    - zodanig geplaatst is dat het zichtveld van de examinator en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd;
    - voorzien is van een ECE R16 goedgekeurde driepuntsgordel
    - voldoet aan onderstaande eisen18:

    Zitting:
    - De lengteas van de stoel ligt in de lengterichting van het voertuig.
    - De zithoogte is minimaal verstelbaar tussen de 40 en 50 cm. Indien zithoogte te groot is, dient een voetensteun te worden toegepast om een adequate ondersteuning te verkrijgen.
    - Er is een lendensteun aanwezig. De lendensteun heeft een straal (G) van 30 cm.
    - De helling van de zitting (H) van de stoel is tussen de -3° en -10° (achterover) of verstelbaar in dit bereik.
    - De hoek tussen de zitting en de rugleuning is verstelbaar tussen minimaal 95˚ en 115˚.
    - De zitting is ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 48 cm breed.
    - De zitting is minimaal 43 cm en maximaal 50 diep.
    - De rugleuning is minimaal 60 cm hoog.
    - De rugleuning is minimaal 48 cm breed.
    - Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun.
    - De zitting en de rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn.
    - De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam.

    Werkruimte:
    - De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm.
    - Aan weerszijden van het hart van de stoel moet 32,5 cm vrije ruimte zijn om de armen in een ontspannen houding te kunnen houden en/of te ondersteunen middels een armsteun.
    - De kniediepte is minimaal 70 cm.
    - De voetdiepte is minimaal 35 cm.
    - Voor de stoel is voldoende ruimte om de voeten te ondersteunen. Hiermee wordt bedoeld dat deze onder het gehele voetoppervlak steun hebben van de vloer (en dus niet in het trapgat hangen).

    In geval het een (aangepaste) klapstoel betreft die al in de bus aanwezig was (klapstoel)19:


    - goedgekeurd door RDW en waarvan de goedkeuring (lesvoertuig) is opgenomen in het kentekenregister.
    - deugdelijk aan het voertuig is bevestigd (conform de Regeling voertuigen).
    - de zitplaatsen en rugleuningen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd.
    - de van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld.
    - zodanig geplaatst is dat het zichtveld van de examinator en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd
    - voorzien is van een ECE R16 goedgekeurde (driepunts)gordel.
    - voldoet aan onderstaande eisen20:

    Zitting:
    - De lengteas van de stoel ligt in de lengterichting van het voertuig.
    - De zithoogte is tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting.
    - Indien zithoogte te groot is, dient een voetensteun te worden toegepast om een adequate ondersteuning te verkrijgen.
    - Er is een lendensteun aanwezig. De lendensteun heeft een straal (G) van 30 cm.
    - De helling van de zitting (H) van de stoel is tussen de 0° en -6° (achterover)of verstelbaar in dit bereik.
    - De hoek tussen de zitting en de rugleuning is verstelbaar tussen minimaal 95˚ en 100˚.
    - De zitting is ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 40 cm breed.
    - De zitting is minimaal 40 cm en maximaal 50 diep.
    - De rugleuning is minimaal 60 cm hoog.
    - De rugleuning is minimaal 40 cm breed.
    - Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun.
    - De zitting en de rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn.
    - De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam.

    Werkruimte:
    - De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm.
    - Aan weerszijden van het hart van de stoel moet 32,5 cm vrije ruimte zijn om de armen in een ontspannen houding te kunnen houden en/of te ondersteunen middels een armsteun. Indien de ruimte tussen het portier en de klapstoel wordt gebruikt voor opslag of andere doeleinden (bijvoorbeeld een koelkast), dan geldt dat de vrije ruimte tot dat object 32,5 cm dient te zijn.
    - De kniediepte is minimaal 70 cm.
    - De voetdiepte is minimaal 35 cm.
    - Voor de stoel is voldoende ruimte om de voeten te ondersteunen. Hiermee wordt bedoeld dat deze onder het gehele voetoppervlak steun hebben van de vloer (en dus niet in het trapgat hangen).

    Spiegels en/of camera/monitorsysteem
    - de examinator kan het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte overzien met minimaal het wettelijk voorgeschreven gezichtsveld van de feitelijke bestuurder;
    - die zijn voorzien van een zogenaamde ‘oogspiegel’;
    - alle spiegels/camera’s zijn voorzien van goed werkende (spiegel)verwarming;
    - wanneer gebruik wordt gemaakt van een goedgekeurd camera-/monitorsysteem dan moet dit systeem voldoen aan onderstaande eisen:
    • het systeem is vanaf de fabriek ingebouwd en heeft een typegoedkeuring;
    • er wordt gebruik gemaakt van 1 en hetzelfde camera/monitorsysteem, door zowel kandidaat als de examinator (de buitenspiegels worden dus volledig vervangen).

    Overige eisen
    - Opnameapparatuur in het examenvoertuig is toegestaan, onder voorwaarde dat deze is uitgeschakeld. De examinator moet zich hiervan kunnen vergewissen. Ieder gebruik van deze opnameapparatuur tijdens het rijexamen is verboden. Tevens moet de opnameapparatuur zo zijn geplaatst dat deze het gezichtsveld van de examinator en de bestuurder niet belemmert en de veiligheid van de examinator niet in gevaar brengt.

    16 De kwaliteitseisen van de stoel zijn omschreven in de bijlage voor de wijze
    van meten
    17 Voor ingangsdata en overgangsregelingen zie bijlage 3
    18 De wijze van meten is opgenomen als een aparte bijlage 2
    19 Voor ingangsdata en overgangsregelingen zie bijlage 3
    20 De wijze van meten is opgenomen als een aparte bijlage 2

4. Eisen examenvoertuigen praktijkexamen E achter D

  • A. Reglement rijbewijzen - artikel 77

    Toegelaten zijn combinaties die voldoen aan de eisen die gesteld worden in het Reglement rijbewijzen artikel 77. Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe voertuigen21 geschouwd worden voordat deze mogen worden ingezet voor praktijkexamens.

    Als trekkend motorvoertuig zijn alleen motorvoertuigen toegelaten die voldoen aan de eisen examenvoertuigen voor het praktijkexamen D onder punt A, B en C.

    Massa’s en afmetingen
    Massa en lading aanhangwagen
    - met een toegestane maximum massa van ten minste 3.000 kg;
    - met een lading van tenminste 800 kg;
    - waarvan de lading gelijkmatig verdeeld en deugdelijk vastgezet moet zijn.

    Afmetingen aanhangwagen
    - met een lengte van tenminste 5 m;
    - met een breedte van tenminste 2,40 m;
    - die is voorzien van een niet-doorzichtige, gesloten doosvormige opbouw of huif, met een minimale breedte en lengte van de laadvloer en een hoogte van tenminste 2,00 m.

    Snelheid
    - Het samenstel dient een snelheid van ten minste 80 km per uur te kunnen bereiken.

    21 Een voertuig wordt gezien als nieuw voertuig als de tenaamstellingsdatum wijzigt.

  • B. Reglement rijbewijzen - artikel 81

    Een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven (L- bord).

Bijlage 1: programma van eisen en wijze van meten categorie C

  • Algemeen

    In dit document vindt u de eisen rondom ergonomie voor de werkplekken in voertuigen in de categorie C. In dit document zijn twee sets eisen beschreven, te weten:
    - Eisen aan de zitwerkplek voor de bijrijder.
    - Eisen aan de derde zitwerkplek.

    Deze eisen zijn opgesteld om te waarborgen dat de persoon op de beschreven werkplek zo comfortabel mogelijk zijn/haar werkzaamheden uit kan voeren. Werkplekken dienen te allen tijde te voldoen aan de geldende wettelijke eisen zoals omschreven in de Regeling voertuigen. Daarnaast dienen voertuigen die worden ingezet voor examens, te voldoende aan de eisen voor ergonomie, zoals omschreven in deze bijlage.

    Indien er in het voertuig aanpassingen gedaan moeten worden om de ergonomie-eisen te waarborgen, dient er rekening mee gehouden te worden dat dit mogelijk invloed heeft op andere geldende wet- en regelgeving.

  • Eisen tweede zitplaats C

    Werkruimte

    Hoofdruimte
    1. De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm, gemeten boven de zitting (in hoogste stand), vanaf de bovenkant van het zitvlak tot aan de binnenzijde van het dak.

    Wijze van meten
    - Zet de zitting in de hoogste stand.
    - Bepaal een punt in het midden aan de achterzijde van de zitting. Daar waar de zitting de rugleuning raakt.
    - Meet de verticale afstand (A) vanaf dit punt op de zitting tot aan het plafond.
    - Deze afstand is beschikbaar over een oppervlakte met een diameter van 50 cm (vanuit het punt gezien over een oppervlakte met een straal van 25 cm).

    Ruimte tussen stoel en portier
    2. De ruimte tussen het hart van de stoel en de ruit in het portier is minimaal 32,5 cm. Er is daarmee voldoende vrije ruimte om de arm te ondersteunen (op armsteun in het portier).

    Wijze van meten
    - Bepaal een punt in het midden van de zitting, 10 cm vanaf de rugleuning.
    - Meet de horizontale afstand (B) vanaf dit punt op de zitting tot aan de ruit.

    Kniediepte
    3. De kniediepte (diepte ter hoogte van de knieën, X1) is minimaal 70 cm, gemeten vanaf de achterzijde van de zitting.

    Wijze van meten
    - Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
    - Bepaal een punt op de overgang zitting/rugleuning.
    - Meet de horizontale afstand vanaf dit punt tot aan het meest uitstekende gedeelte aan de voorzijde van de cabine (bijv. het kastje).
    - Meet deze afstand ter hoogte van de knieën (X1).

    Voetdiepte
    4. De voetdiepte (X2) moet minimaal 35 cm zijn.

    Wijze van meten
    - Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
    - Bepaal een punt op de vloer loodrecht onder de voorrand van de stoel.
    - Vanaf dit punt moet er een minimale vrije ruimte zijn van 35 cm lang. Dit kan voor de pedalen of naast de pedalen zijn.

    Beenbreedte
    5. Voor de stoel is er, over de gehele breedte van de zitting, vrije beenruimte aanwezig. Over de gehele breedte van de stoel wordt voldaan aan de knie- en voetdiepte eis.

    Dubbele bediening
    6. Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde trap op het pedaal zonder belemmeringen mogelijk. De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst achterwaarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden.

    Stoel bijrijder

    Positie stoel
    7. De lengteas van de stoel moet in de lengterichting van het voertuig liggen.

    Zithoogte
    8. De zithoogte is minimaal verstelbaar tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting (midden voorzijde).

    Wijze van meten
    - Bepaal aan de voorzijde van de stoel het hoogste punt van de stoel.
    - Duw de zitting zover in, dat het net is alsof er iemand op de stoel zit.
    - Meet de verticale afstand (E) vanaf dit punt tot aan de vloer

    Lendensteun
    9. Er is een lendensteun aanwezig (het diepste punt van de lendensteun is punt S). De lendesteun is gepositioneerd op een hoogte van 18 ± 1 cm.

    10. De lendensteun moet een straal (G) hebben van 30 +/- 1 cm.

    Wijze van meten
    - De vorm van de lendensteun kan gemeten worden met een houten mal met de betreffende straal. De vorm van de lendensteun dient aan te sluiten op de kromming van de mal.

    Helling zitting
    11. De helling van de zitting (H) van de stoel is tussen de -3° en -10 (achterover) of verstelbaar in dit bereik.

    Wijze van meten
    - Bepaal het hart van de zitting.
    - Plaats hierop een hoekmeter om de hoek (H) van de zitting ten opzichte van de horizontaal te bepalen

    Hoek zitting rugleuning
    12. De hoek (I) tussen de zitting en de rugleuning (punt S) is verstelbaar tussen minimaal 95° en 115°.

    Wijze van meten
    - De helling van de zitting is hierboven bepaald.
    - De helling van de rugleuning wordt bepaald door een loodrechte lijn door het diepste punt (S) van de lendensteun. Plaats een hoekmeter op deze lijn.
    - De hoek zitting rugleuning (I) is het verschil tussen beide hoeken.

    Breedte zitting
    13. De zitting moet ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 48 cm breed zijn.

    Wijze van meten
    - Meet de breedte van de zitting, incl. zijwangen, op ca. 10 cm vanaf de rugleuning.

    Diepte van de zitting
    14. De zitting moet minimaal 43 cm en maximaal 50 diep (K) zijn, gemeten vanaf het diepste punt van de rugleuning (punt S) tot voorzijde zitting.

    Wijze van meten
    - Bepaal het diepste punt van de lendensteun (punt S).
    - Bepaal een punt aan de voorzijde van de zitting.
    - Meet de afstand tussen beide punten.

    Hoogte rugleuning
    15. De rugleuning moet minimaal 60 cm hoog zijn, ook i.v.m. veiligheid.

    Wijze van meten
    - Meet de afstand (L) vanaf onderzijde rugleuning tot bovenzijde van de rugleuning.

    Breedte rugleuning
    16. De rugleuning moet minimaal 48 cm breed zijn. Dit is de afstand tussen de linker en rechterkant van de rugleuning.

    Wijze van meten
    - De breedte van de rugleuning wordt gemeten ter hoogte van het diepste punt van de lendensteun.
    - Meet, ter hoogte van dit punt, de afstand (M) vanaf de ene zijde naar de andere zijde.

    Hoofdsteun
    17. Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun.

    Zicht
    18. De zitplaats dient zodanig geplaatst te zijn dat de bijrijder en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd.

    Kwaliteit en veiligheid
    19. De zitting en rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn (Bron: TUV).

    20. De stramheid van de stoel is de weerstand tegen indrukken. De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam:
    - De stramheid van het midden van het rugkussen is tussen de 30 N/dm2 en 70 N/dm2
    - De stramheid van de zijkanten van de rugleuning is tussen de 50 N/dm2 en 70 N/dm2
    - De stramheid van het zitkussen is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2
    - De stramheid van de zijkanten van de zitting is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2

    21. De zitplaatsen en rugleuningen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld.

    22. De stoel moet zijn voorzien van een ECE R16 goedgekeurde driepuntsgordel.

    Comfort
    23. De stoel is mechanisch of lucht geveerd.

  • Eisen derde zitwerkplek C

    Voor de derde zitwerkplek zijn er twee opties om te komen tot een ergonomisch betere zitwerkplek:
    - Het plaatsen van een losse stoel conform de eisen die gesteld zijn aan de stoel voor de bijrijder. Hierop zijn echter twee uitzonderingen van toepassing:
    • de stoel die gebruikt wordt als derde zitwerkplek hoeft niet voorzien te zijn van vering (eis 23 vervalt hier);
    • Er is een ECE R16 tweepuntsgordel of driepuntsgordel aanwezig (deze eis is gelijk aan de eis rondom gordels voor de derde zitwerkplek indien dit een zitplaats op een bed is).
    - Het aanpassen van het bed. Hiervoor zijn in dit hoofdstuk minimale eisen opgesteld, waarmee de zitwerkplek aanzienlijk verbeterd.

    N.B. met deze aanpassingen kan er niet zonder meer gesteld worden dat deze werkplek verantwoord/comfortabel is om de gehele dag te gebruiken.

    Let op: het aanpassen van het bed is altijd maatwerk! De onderstaande eisen moeten door de inbouwer vertaald worden naar de specifieke situatie voor de betreffende vrachtwagen.

    Werkruimte

    Hoofdruimte
    1. De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm, gemeten boven de zitting vanaf de bovenkant van het zitvlak tot aan de binnenzijde van het dak. Het tweede bed boven de zitwerkplek mag de houding van de persoon die plaatsneemt op deze zitplaats niet beïnvloeden.

    Wijze van meten
    - Zet de zitting in de hoogste stand.
    - Bepaal een punt in het midden aan de achterzijde van de zitting. Daar waar de zitting de rugleuning raakt.
    - Meet de verticale afstand vanaf dit punt op de zitting tot aan het plafond/bovenste bed.
    - Deze afstand is beschikbaar over een oppervlakte met een diameter van 50 cm (vanuit het punt gezien over een oppervlakte met een straal van 25 cm).

    Kniediepte
    2. De kniediepte (diepte ter hoogte van de knieën) is minimaal 70 cm, gemeten vanaf de achterzijde van de zitting

    Wijze van meten
    - Zet de zitplaats zo ver mogelijk naar achteren.
    - Bepaal een punt op de overgang zitting/rugleuning.
    - Meet de horizontale afstand vanaf dit punt tot aan het meest uitstekende gedeelte aan de voorzijde van de cabine (bijv. het kastje).
    - Meet deze afstand ter hoogte van de knieën

    Voetdiepte
    3. De voetdiepte moet minimaal 35 cm zijn.

    Wijze van meten
    - Zet de zitplaats zo ver mogelijk naar achteren.
    - Bepaal een punt op de vloer loodrecht onder de voorrand van de zitplaats.
    - Vanaf dit punt moet er een minimale vrije ruimte zijn van 35 cm lang. Dit kan voor de pedalen of naast de pedalen zijn.

    Beenbreedte
    4. Voor de zitplaats is er, over de gehele breedte van de zitting, vrije beenruimte aanwezig. Over de gehele breedte van de zitplaats wordt voldaan aan de knie- en voetdiepte eis.

    Positionering
    5. De derde zitwerkplek is dusdanig gepositioneerd dat degene op deze werkplek de kandidaat niet verstoord door fysiek contact.

    Zithoogte
    6. De zithoogte (hoogte bovenzijde van matras tot vloer) is minimaal 43 en maximaal 55 cm hoog. Indien de zithoogte te groot is, dient een deugdelijk gemonteerde voetensteun geplaatst te worden, waarmee de zithoogte voldoet aan de eis.

    7. De voetensteun mag uitneembaar zijn, mits in operationele stand deze deugdelijk is gemonteerd.

    N.B. Er zijn cabines waarin de eis rondom de minimale hoogte niet haalbaar is, bijvoorbeeld in cabines die geen gelijke vloer hebben. Indien dit het geval is, vervalt de eis aan de minimale hoogte (eis 1). Wel is het van belang dat in deze situaties degene op de zitwerkplek voldoende ruimte heeft om zijn benen te bewegen en om van houding te kunnen wisselen, om toch enige vorm van comfort te hebben.

    Zitdiepte
    8. De zitting moet minimaal 45 cm en maximaal 50 cm diep zijn, gemeten vanaf het diepste punt van de rugleuning (punt S) tot voorzijde zitting.

    Ondersteuning zitting
    9. Ter hoogte van de zitwerkplek is er adequate ondersteuning (bijv. door het frame van het bed) voor het lichaam. Wanneer er gezeten wordt, wordt over het gehele zitbereik (billen + onderkant bovenbenen) voldoende steun ervaren.

    10. Alle opleiders wordt geadviseerd om te kiezen voor een matras met de hoogste hardheid/stevigheid.

    Rugleuning
    11. De lendesteun is gepositioneerd op een hoogte van 18 ± 1 cm en heeft een straal van 25-30 cm.

    12. De hoek (I) tussen de zitting en de rugleuning (punt S) is minimaal 90° en maximaal 100°.

    Overige eisen
    13. Er is een ECE R16 tweepuntsgordel of driepuntsgordel aanwezig.

    14. Er voldoende zicht is op de verkeerssituatie voor het voertuig om het gedrag en de handelingen van de bestuurder te kunnen beoordelen. Het zicht mag verbeterd worden door middel van een camera-monitorsysteem.

  • Verantwoording eisen werkplek 2e zitplaats categorie C

    1. Vrije hoofdruimte
    Eis:
    De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm, gemeten boven de zitting, vanaf de bovenkant van het zitvlak tot aan de binnenzijde van het dak.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518, houding A

    2. Ruimte tussen stoel en portier
    Eis:
    De ruimte tussen het hart van de stoel en de ruit in het portier is minimaal 32,5 cm. Er is daarmee voldoende vrije ruimte om de arm te ondersteunen (op armsteun in het portier).
    Verantwoording:
    • De romp mag niet langer dan een half uur per dag 10° of meer opzij gebogen of gedraaid worden (bron: NEN-EN 1005-4).
    • De stoel moet minimaal 40 cm breed zijn (bron: NEN-EN 1335-1, NPR 1813).
    • De schouderbreedte (incl. kleding) van de P95 man, is 53 cm (bron: DINED).
    • De elleboogbreedte (incl. kleding) is 65 cm (bron: expertoordeel).
    • Vanaf het hart van de zitting is nodig: 65/2 = 32,5 cm.

    3. Kniediepte
    Eis:
    De kniediepte (diepte ter hoogte van de knieën) is minimaal 70 cm, gemeten vanaf de achterzijde van de zitting, met de stoel in de achterste stand.
    Verantwoording:
    • Bovenbeenlengte man P95 is 70 cm (DINED).

    4. Voetdiepte
    Eis:
    De voetdiepte moet minimaal 35 cm zijn.
    Verantwoording:
    • Voetlengte man P95 is 30 cm + 5 cm beweegruimte.

    5. Beenbreedte
    Eis:
    • Voor de stoel is er, over de gehele breedte van de zitting, vrije beenruimte aanwezig.
    • Over de gehele breedte van de stoel wordt voldaan aan de knie- en voetdiepte eis.
    Verantwoording:
    • 44 cm is heupbreedte van de P95 man (DINED). Dus minimaal direct voor stoel vrije ruimte voor benen nodig.

    6. Dubbele bediening
    Eis:
    Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde trap op het pedaal zonder belemmeringen mogelijk. De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst been achter waarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden.
    Verantwoording:
    • Eisen zijn opgesteld in samenwerking met werkgroep en gebaseerd op expertoordeel en praktische implicaties. Een eis in nummers en getallen is praktisch niet haalbaar.

    7. Positie stoel
    Eis:
    De lengteas van de stoel moet in de lengterichting van het voertuig liggen.
    Verantwoording:
    • Conform richtlijnen tweede werkplek zoals gehanteerd door de TÜV.

    8. Zithoogte
    Eis:
    De zithoogte is tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting.
    Verantwoording:
    • De zithoogte is 40 - 50 cm (bron: NEN-EN 13761).
    • De zithoogte is 40 - 50 cm (bron: NEN 5518).

    9. Hoogte lendesteun
    Eis:
    Er is een lendensteun aanwezig (het diepste punt van de lendensteun is punt S). De lendesteun is gepositio neerd op een hoogte van 18 ±
    Verantwoording:
    • Punt S van de lendesteun heeft een hoogte tussen de 17 en 22 cm boven het zitvlak (bron: NEN-EN 1335-1, type B en C).
    • Punt S heeft een hoogte van 18 ± 1 cm (expertoordeel, vhp beoordelingssysteem flexstoelen 201

    10. Vorm lendesteun
    Eis:
    De lendesteun moet een straal hebben van 30 +/- 1 cm.
    Verantwoording:
    • De lendesteun moet een straal hebben van 250 - 300 mm (bron: NEN 1812).
    • Aangevuld met expertoordeel o.b.v. gebruik van stoel.

    11. Helling zitting
    Eis:
    De zitting heeft een helling tussen de -3° en -10° (achterover) of verstelbaar in dit bereik.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    12. Hoek zitting/rugleuning
    Eis:
    De hoek tussen de zitting en de rugleuning is minimaal 95° en maximaal 115°.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    13. Zittingbreedte
    Eis:
    De zitting moet ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 48 cm breed zijn. Dit is de horizontale afstand tussen de twee verticale lijnen door de zijkanten van de zitting, gemeten op 10 cm afstand van de rugleuning.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    14. Zittingdiepte
    Eis:
    De zitting moet minimaal 43 cm en maximaal 50 cm diep zijn, gemeten vanaf het diepste punt van de rugleuning (punt S) tot voorzijde zitting.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    15. Hoogte rugleuning
    Eis:
    De rugleuning moet minimaal 60 cm hoog zijn, ook i.v.m. veiligheid.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    16. Breedte rugleuning
    Eis:
    De rugleuning moet minimaal 48 cm breed zijn.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    17. Hoofdsteun
    Eis:
    Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïnte greerde hoofdsteun
    Verantwoording:
    • Er is geen concrete eis vanuit de Regeling voertuigen omtrent veiligheid. Gezien de functie van de hoofdsteun voornamelijk op het gebied van veiligheid ligt, is een scherpere definitie niet mogelijk. In de praktijk zal deze eis echter
    geen problemen opleveren.

    18. Zicht
    Eis:
    Positie van de stoel van de bijrijder is zodanig dat deze het zicht dat de kandidaat niet belemmert en vice versa.
    Verantwoording:
    • De zitplaats dient zodanig geplaatst te zijn dat de bijrijder en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd.

    19. Kwaliteit
    Eis:
    De zitting en de rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn
    Verantwoording:
    • Conform richtlijnen tweede werkplek zoals gehanteerd door de TÜV

    20. Kwaliteit
    Eis:
    De stramheid van de stoel is de weerstand tegen indrukken. De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam:
    • De stramheid van het midden van het rugkussen is tussen de 30 N/dm2 en 70 N/dm2.
    • De stramheid van de zijkanten van de rugleuning is tussen de 50 N/dm2 en 70 N/dm2.
    • De stramheid van het zitkussen is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2.
    • De stramheid van de zijkanten van de zitting is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2.
    Verantwoording:
    • Conform NEN 5518

    21. Veiligheid
    Eis:
    De zitplaatsen en rugleuningen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld.
    Verantwoording:
    • Conform Regeling voertuigen

    22. Veiligheid
    Eis:
    De stoel moet zijn voorzien van een ECE R16 goedgekeurde driepuntsgordel.
    Verantwoording:
    • Conform Regeling voertuigen

    23. Comfort
    Eis:
    De stoel is mechanisch of lucht geveerd
    Verantwoording:
    • Wens vanuit werkgroep

  • Verantwoording eisen derde zitwerkplek categorie C

    1. Vrije hoofdruimte
    Eis:
    De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm, gemeten boven de zitting, vanaf de bovenkant van het zitvlak tot aan de binnenzijde van het dak.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518, houding A.

    2. Kniediepte
    Eis:
    De kniediepte (diepte ter hoogte van de knieën) is minimaal 70 cm, gemeten vanaf de achterzijde van de zitting, met de stoel in de achterste stand.
    Verantwoording:
    • Bovenbeenlengte man P95 is 70 cm (DINED).

    3. Voetdiepte
    Eis:
    De voetdiepte moet minimaal 35 cm zijn.
    Verantwoording:
    • Voetlengte man P95 is 30 cm + 5 cm beweegruimte.

    4. Beenbreedte
    Eis:
    Voor de stoel is er, over de gehele breedte van de zitting, vrije beenruimte aanwezig. Over de gehele breedte van de stoel wordt voldaan aan de knie- en voetdiepte eis.
    Verantwoording:
    • 44 cm is heupbreedte van de P95 man (DINED). Dus minimaal direct voor stoel vrije ruimte voor benen nodig.

    5. Positie stoel
    Eis:
    De derde zitwerkplek is dusdanig gepositioneerd dat degene op deze werkplek de kandidaat niet verstoord door fysiek contact.
    Verantwoording:
    • Conform richtlijnen tweede werkplek zoals gehanteerd door de TÜV

    6. Zithoogte
    Eis:
    De zithoogte (hoogte bovenzijde van matras tot vloer) is minimaal 43 en maximaal 55 cm hoog. Indien de zithoogte te groot is, dient een voetensteun geplaatst te worden, waarmee de zithoogte voldoet aan de eis.
    Verantwoording:
    • De zithoogte is 40 - 50 cm (bron: NEN 5518).
    • Aangevuld met expertoordeel op basis van gebruik en lengte populatie.

    7. Zithoogte
    Eis:
    De voetensteun mag uitneembaar zijn.
    Verantwoording:
    • Indien er een voetensteun is, mag deze niet los in het voertuig zweven én dient deze uitneembaar/wegklapbaar te zijn om de doorgang van de bus niet te belemmeren.

    8. Zitdiepte
    Eis:
    De zitting moet minimaal 45 cm en maximaal 50 cm diep zijn, gemeten vanaf het diepste punt van de rugleuning (punt S) tot voorzijde zitting.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    9. + 10. Ondersteuning zitting
    Eis:
    • Ter hoogte van de zitwerkplek is er adequate ondersteuning (bijv. door het frame van het bed) voor het lichaam. Wanneer er gezeten wordt, wordt over het gehele zitbereik (billen + onderkant bovenbenen) voldoende steun ervaren.
    • Alle opleiders wordt geadviseerd om te kiezen voor een matras met de hoogste hardheid/stevigheid.
    Verantwoording:
    • Expertoordeel

    11. Lendesteun
    Eis:
    Er is een lendensteun aanwezig (het diepste punt van de lendensteun is punt S). De lendesteun is gepositioneerd op een hoogte van 18 ± 1 cm.
    Verantwoording:
    • Punt S van de lendesteun heeft een hoogte tussen de 17 en 22 cm boven het zitvlak (bron: NEN-EN 1335-1, type B en C)
    • Punt S heeft een hoogte van 18 ± 1 cm (expertoordeel, vhp

    12. Hoek zitting/rugleuning
    Eis:
    De hoek tussen de zitting en de rugleuning is minimaal 90° en maximaal 100°.
    Verantwoording:
    • De hoek tussen zitting en rugleuning is minimaal 95° en maximaal 115° (bron: NEN 5518).
    • Aangevuld met expertoordeel op basis van gebruik: minimaal 95° en maximaal 100°.

    13. Veiligheid
    Eis:
    De stoel moet voorzien zijn van een ECE R16 goedgekeurde (driepunts)gordel.
    Verantwoording:
    • Conform Regeling voertuigen

  • Bronvermelding

    NEN-EN 1005-4+A1: Safety of machinery - Human physical performance -
    Part 4: Evaluation of working postures and movements in relation to machinery, oktober 2008.

    NPR 1813: Ergonomie - Richtlijn voor kantoormeubelen en hun toepassing bij de inrichting van administratieve ruimten en kantoren - Toelichting bij de NEN-EN 1335 reeks, de NEN-EN 527 en de NEN-EN 13761, oktober 2009.

    NEN-EN 13761: Kantoormeubelen - Stoelen voor bezoekers, oktober 2002.

    NEN-EN 1335-1: Kantoormeubelen - Kantoorstoelen - Deel 1: Afmetingen - Bepaling van de afmetingen, juni 2000.

    NEN 5518: Ergonomische criteria voor het ontwerp en de beoordeling van cabines van vrachtwagens, bestelwagens en combi-auto’s, december 2000.

    Regeling voertuigen

    Prufungsrichtlienen, 54 Ergänzungslieferung, juli 2014, StVZO Straßenverkehrs-Zulassungs-Ordnung (StVZO).

    DINED 1D Anthropometric Database

Bijlage 2: programma van eisen en wijze van meten categorie D

  • Algemeen

    In dit document vindt u de eisen rondom ergonomie voor de werkplekken in voertuigen in de categorie D. In dit document zijn twee sets eisen beschreven, te weten:
    - Eisen aan de zitwerkplek indien dit een ‘maatwerk-oplossing’ is (d.w.z. een stoel speciaal geplaatst in het voertuig om de instructiewerkzaamheden uit te voeren).
    - Eisen aan de zitwerkplek die standaard in het voertuig aanwezig is (‘klapstoel’) vanuit waar de instructiewerkzaamheden worden uitgevoerd.

    De eisen aan de ‘maatwerk-oplossing’ zijn hetzelfde als de eisen die worden gesteld aan de zitwerkplek in de categorie C. Deze eisen zijn opgesteld om te waarborgen dat de persoon op de beschreven werkplek zo comfortabel mogelijk zijn/haar werkzaamheden uit kan voeren. Werkplekken dienen te allen tijde te voldoen aan de geldende wettelijke eisen zoals omschreven in de Regeling voertuigen. Daarnaast dienen voertuigen die worden ingezet voor examens, te voldoen aan de eisen voor ergonomie, zoals omschreven in dit document.

    Indien er in het voertuig aanpassingen gedaan moeten worden om de ergonomie-eisen te waarborgen, dient er rekening mee gehouden te worden dat dit mogelijk invloed heeft op andere geldende wet- en regelgeving.

  • Eisen werkplek ‘maatwerk-oplossing’

    Werkruimte

    Hoofdruimte
    24. De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm, gemeten boven de zitting (in hoogste stand), vanaf de bovenkant van het zitvlak tot aan de binnenzijde van het dak.

    Wijze van meten
    - Zet de zitting in de hoogste stand.
    - Bepaal een punt in het midden aan de achterzijde van de zitting. Daar waar de zitting de rugleuning raakt.
    - Meet de verticale afstand (A) vanaf dit punt op de zitting tot aan het plafond.
    - Deze afstand is beschikbaar over een oppervlakte met een diameter van 50 cm (vanuit het punt gezien over een oppervlakte met een straal van 25 cm).

    Vrije ruimte voor de arm
    25. Aan weerszijden van het hart van de stoel moet 32,5 cm vrije ruimte zijn om de armen in een ontspannen houding te kunnen houden en/of te ondersteunen middels een armsteun.

    Wijze van meten
    - Bepaal een punt in het midden van de zitting, 10 cm vanaf de rugleuning.
    - Meet de horizontale afstand (B) vanaf dit punt op de zitting tot aan de eerste beperking van deze ruimte (excl. armsteunen).

    Kniediepte
    26. De kniediepte (diepte ter hoogte van de knieën, X1) is minimaal 70 cm, gemeten vanaf de achterzijde van de zitting.

    Wijze van meten
    - Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
    - Bepaal een punt op de overgang zitting/rugleuning.
    - Meet de horizontale afstand vanaf dit punt tot aan het meest uitstekende gedeelte aan de voorzijde van de cabine (bijv. het kastje).
    - Meet deze afstand ter hoogte van de knieën (X1).

    Voetdiepte
    27. De voetdiepte (X2) moet minimaal 35 cm zijn.

    Wijze van meten
    - Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
    - Bepaal een punt op de vloer loodrecht onder de voorrand van de stoel.
    - Vanaf dit punt moet er een minimale vrije ruimte zijn van 35 cm lang. Dit kan voor de pedalen of naast de pedalen zijn.

    Beenbreedte
    28. Voor de stoel is voldoende ruimte om de voeten te ondersteunen. Hiermee wordt bedoeld dat deze onder het gehele voetoppervlak steun hebben van de vloer (en dus niet in het trapgat hangen).

    Dubbele bediening
    29. Het pedaal/de pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde trap op het pedaal zonder belemmeringen mogelijk. De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst achterwaarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden.

    Positie stoel
    30. De lengteas van de stoel moet in de lengterichting van het voertuig liggen.

    Zithoogte
    31. De zithoogte is minimaal verstelbaar tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting (midden voorzijde).

    32. Indien zithoogte te groot is, dient een voetensteun te worden toegepast om een adequate ondersteuning te verkrijgen.
    Wijze van meten
    - Bepaal aan de voorzijde van de stoel het hoogste punt van de stoel.
    - Duw de zitting zover in, dat het net is alsof er iemand op de stoel zit.
    - Meet de verticale afstand (E) vanaf dit punt tot aan de vloer.

    Lendensteun
    33. Er is een lendensteun aanwezig (het diepste punt van de lendensteun is punt S). De lendesteun is gepositioneerd op een hoogte van 18 ± 1 cm.

    34. De lendensteun moet een straal (G) hebben van 30 +/- 1 cm.

    Wijze van meten
    - De vorm van de lendensteun kan gemeten worden met een houten mal met de betreffende straal.
    - De vorm van de lendensteun dient aan te sluiten op de kromming van de mal.

    Helling zitting
    35. De helling van de zitting (H) van de stoel is tussen de -3° en -10° (achterover) of verstelbaar in dit bereik.

    Wijze van meten
    - Bepaal het hart van de zitting.
    - Plaats hierop een hoekmeter om de hoek (H) van de zitting ten opzichte van de horizontaal te bepalen.

    Hoek zitting rugleuning
    36. De hoek (I) tussen de zitting en de rugleuning (punt S) is verstelbaar tussen minimaal 95° en 115°.

    Wijze van meten
    - De helling van de zitting is hierboven bepaald.
    - De helling van de rugleuning wordt bepaald door een loodrechte lijn door het diepste punt (S) van de lendensteun. Plaats een hoekmeter op deze lijn.
    - De hoek zitting rugleuning (I) is het verschil tussen beide hoeken.

    Breedte zitting
    37. De zitting moet ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 48 cm breed zijn.

    Wijze van meten
    - Meet de breedte van de zitting, incl. zijwangen, op ca. 10 cm vanaf de rugleuning.

    Diepte van de zitting
    38. De zitting moet minimaal 43 cm en maximaal 50 diep (K) zijn, gemeten vanaf het diepste punt van de rugleuning (punt S) tot voorzijde zitting.

    Wijze van meten
    - Bepaal het diepste punt van de lendensteun (punt S).
    - Bepaal een punt aan de voorzijde van de zitting.
    - Meet de afstand tussen beide punten.

    Hoogte rugleuning
    39. De rugleuning moet minimaal 60 cm hoog zijn, ook i.v.m. veiligheid.

    Wijze van meten
    - Meet de afstand (L) vanaf onderzijde rugleuning tot bovenzijde van de rugleuning.

    Breedte rugleuning
    40. De rugleuning moet minimaal 48 cm breed zijn. Dit is de afstand tussen de linker en rechterkant van de rugleuning.

    Wijze van meten
    - De breedte van de rugleuning wordt gemeten ter hoogte van het diepste punt van de lendensteun.
    - Meet, ter hoogte van dit punt, de afstand (M) vanaf de ene zijde naar de andere zijde.

    Hoofdsteun
    41. Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft
    voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun.

    Zicht
    42. De zitplaats dient zodanig geplaatst te zijn dat de juridische bestuurder en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd.

    Kwaliteit en veiligheid
    43. De zitting en rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn (Bron: TUV).

    44. De stramheid van de stoel is de weerstand tegen indrukken. De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam:
    - De stramheid van het midden van het rugkussen is tussen de 30 N/dm2 en 70 N/dm2.
    - De stramheid van de zijkanten van de rugleuning is tussen de 50 N/dm2 en 70 N/dm2.
    - De stramheid van het zitkussen is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2
    - De stramheid van de zijkanten van de zitting is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2.

    45. De zitplaatsen en rugleuningen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld.

    46. De stoel moet zijn voorzien van een ECE R16 goedgekeurde driepuntsgordel.

    Comfort
    47. De stoel is mechanisch of lucht geveerd.

  • Eisen werkplek ‘klapstoel’

    Werkruimte

    Hoofdruimte
    1. De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm, gemeten boven de zitting (in hoogste stand), vanaf de bovenkant van het zitvlak tot aan de binnenzijde van het dak.

    Wijze van meten
    - Zet de zitting in de hoogste stand.
    - Bepaal een punt in het midden aan de achterzijde van de zitting. Daar waar de zitting de rugleuning raakt.
    - Meet de verticale afstand (A) vanaf dit punt op de zitting tot aan het plafond.
    - Deze afstand is beschikbaar over een oppervlakte met een diameter van 50 cm (vanuit het punt gezien over een oppervlakte met een straal van 25 cm).

    Vrije ruimte voor de arm
    2. Aan weerszijden van het hart van de stoel moet 32,5 cm vrije ruimte zijn om de armen in een ontspannen houding te kunnen houden en/of te ondersteunen middels een armsteun.

    3. Indien de ruimte tussen het portier en de klapstoel wordt gebruikt voor opslag of andere doeleinden (bijvoorbeeld een koelkast), dan geldt dat de vrije ruimte tot dat object 32,5 cm dient te zijn.

    Wijze van meten
    - Bepaal een punt in het midden van de zitting, 10 cm vanaf de rugleuning.
    - Meet de horizontale afstand (B) vanaf dit punt op de zitting tot aan het eerste beperking van deze ruimte (excl. armsteunen).

    Kniediepte
    4. De kniediepte (diepte ter hoogte van de knieën, X1) is minimaal 70 cm, gemeten vanaf de achterzijde van de zitting.

    Wijze van meten
    - Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
    - Bepaal een punt op de overgang zitting/rugleuning.
    - Meet de horizontale afstand vanaf dit punt tot aan het meest uitstekende
    gedeelte aan de voorzijde van de cabine (bijv. het kastje).
    - Meet deze afstand ter hoogte van de knieën (X1).

    Voetdiepte
    5. De voetdiepte (X2) moet minimaal 35 cm zijn.

    Wijze van meten
    - Zet de stoel zo ver mogelijk naar achteren.
    - Bepaal een punt op de vloer loodrecht onder de voorrand van de stoel.
    - Vanaf dit punt moet er een minimale vrije ruimte zijn van 35 cm lang. Dit kan voor de pedalen of naast de pedalen zijn.

    Beenbreedte
    6. Voor de stoel is voldoende ruimte om de voeten te ondersteunen. Hiermee wordt bedoeld dat deze onder het gehele voetoppervlak steun hebben van de vloer (en dus niet in het trapgat hangen).

    Dubbele bediening
    7. Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde trap op het pedaal zonder belemmeringen mogelijk. De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst been achterwaarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden.

    Positie stoel
    8. De lengteas van de stoel moet in de lengterichting van het voertuig liggen.

    Zithoogte
    9. De zithoogte is tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting (midden voorzijde).

    10. Indien zithoogte te groot is, dient een voetensteun worden toegepast om een adequate ondersteuning te verkrijgen.

    Wijze van meten
    - Bepaal aan de voorzijde van de stoel het hoogste punt van de stoel.
    - Duw de zitting zover in, dat het net is alsof er iemand op de stoel zit.
    - Meet de verticale afstand (E) vanaf dit punt tot aan de vloer.

    Lendensteun
    11. Er is een lendensteun aanwezig (het diepste punt van de lendensteun is punt S). De lendesteun is gepositioneerd op een hoogte van 18 ± 1 cm.

    12. De lendensteun moet een straal (G) hebben van 30 +/- 1 cm.

    Wijze van meten
    - De vorm van de lendensteun kan gemeten worden met een houten mal met de betreffende straal.
    - De vorm van de lendensteun dient aan te sluiten op de kromming van de mal.

    Helling zitting
    13. De helling van de zitting (H) van de stoel is tussen de 0° en -6° (achterover) of verstelbaar in dit bereik.

    Wijze van meten
    - Bepaal het hart van de zitting.
    - Plaats hierop een hoekmeter om de hoek (H) van de zitting ten opzichte van de horizontaal te bepalen.

    Hoek zitting rugleuning
    14. De hoek (I) tussen de zitting en de rugleuning (punt S) is tussen de 95° en 100°.

    Wijze van meten
    - De helling van de zitting is hierboven bepaald.
    - De helling van de rugleuning wordt bepaald door een loodrechte lijn door het diepste punt (S) van de lendensteun. Plaats een hoekmeter op deze lijn.
    - De hoek zitting rugleuning (I) is het verschil tussen beide hoeken.

    Breedte zitting
    15. De zitting moet ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 40 cm breed zijn.

    Wijze van meten
    - Meet de breedte van de zitting, incl. zijwangen, op ca. 10 cm vanaf de rugleuning.

    Diepte van de zitting
    16. De zitting moet minimaal 40 cm en maximaal 50 diep (K) zijn, gemeten vanaf het diepste punt van de rugleuning (punt S) tot voorzijde zitting.

    Wijze van meten
    - Bepaal het diepste punt van de lendensteun (punt S).
    - Bepaal een punt aan de voorzijde van de zitting.
    - Meet de afstand tussen beide punten.

    Hoogte rugleuning
    17. De rugleuning moet minimaal 60 cm hoog zijn, ook i.v.m. veiligheid.

    Wijze van meten
    - Meet de afstand (L) vanaf onderzijde rugleuning tot bovenzijde van de rugleuning.

    Breedte rugleuning
    18. De rugleuning moet minimaal 40 cm breed zijn. Dit is de afstand tussen de linker en rechterkant van de rugleuning.

    Wijze van meten
    - De breedte van de rugleuning wordt gemeten ter hoogte van het diepste punt van de lendensteun.
    - Meet, ter hoogte van dit punt, de afstand (M) vanaf de ene zijde naar de andere zijde.

    Hoofdsteun
    19. Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun.

    Zicht
    20. De zitplaats dient zodanig geplaatst te zijn dat de juridische bestuurder en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd.

    Kwaliteit en veiligheid
    21. De zitting en rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn (Bron: TUV).

    22. De stramheid van de stoel is de weerstand tegen indrukken. De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam:
    - De stramheid van het midden van het rugkussen is tussen de 30 N/dm2 en 70 N/dm2.
    - De stramheid van de zijkanten van de rugleuning is tussen de 50 N/dm2 en 70 N/dm2.
    - De stramheid van het zitkussen is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2
    - De stramheid van de zijkanten van de zitting is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2.

    23. De zitplaatsen en rugleuningen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld.

    24. De stoel moet zijn voorzien van een ECE R16 goedgekeurde (driepunts)gordel.

  • Verantwoording eisen ‘maatwerk-oplossing’ C

    1. Vrije hoofdruimte
    Eis:
    De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm, gemeten boven de zitting, vanaf de bovenkant van het zitvlak tot aan de binnenzijde van het dak.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518, houding A

    2. Vrije ruimte voor de arm
    Eis:
    Aan weerszijden van het hart van de stoel moet 32,5 cm vrije ruimte zijn om de armen in een ontspannen houding te kunnen houden en/of te ondersteunen middels een armsteun.
    Verantwoording:
    • De romp mag niet langer dan een half uur per dag 10° of meer opzij gebogen of gedraaid worden (bron: NEN-EN 1005-4).
    • De stoel moet minimaal 40 cm breed zijn (bron: NEN-EN 1335-1, NPR 1813).
    • De schouderbreedte (incl. kleding) van de P95 man, is 53 cm (bron: DINED).
    • De elleboogbreedte (incl. kleding) is 65 cm (bron: expertoordeel).
    • Vanaf het hart van de zitting is nodig: 65/2 = 32,5 cm.

    3. Kniediepte
    Eis:
    De kniediepte (diepte ter hoogte van de knieën) is minimaal 70 cm, gemeten vanaf de achterzijde van de zitting, met de stoel in de achterste stand.
    Verantwoording:
    • Bovenbeenlengte man P95 is 70 cm (DINED)

    4. Voetdiepte
    Eis:
    De voetdiepte moet minimaal 35 cm zijn.
    Verantwoording:
    • Voetlengte man P95 is 30 cm + 5 cm beweegruimte.

    5. Beenbreedte
    Eis:
    Voor de stoel is voldoende ruimte om de voeten te ondersteunen. Hiermee wordt bedoeld dat deze onder het gehele voetoppervlak steun hebben van de vloer (en dus niet in het trapgat hangen).
    Verantwoording:
    • Expertoordeel

    6. Dubbele bediening
    Eis:
    Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde trap op het pedaal zonder belemmeringen mogelijk.
    Verantwoording:
    • De Eisen zijn opgesteld in samenwerking met werkgroep en gebaseerd op expertoordeel en praktische implicaties. Een eis in nummers en getallen is praktisch niet haalbaar.

    7. Positie stoel
    Eis:
    De lengteas van de stoel moet in de lengterichting van het voertuig liggen.
    Verantwoording:
    • Conform richtlijnen tweede werkplek zoals gehanteerd door de TÜV

    8. + 9. Zithoogte
    Eis:
    • De zithoogte is minimaal verstelbaar tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting (midden voorzijde).
    • Indien zithoogte te groot is, dient een voetensteun worden toegepast om een adequate ondersteuning te verkrijgen.
    Verantwoording:
    • De zithoogte is 40 - 50 cm (bron: NEN-EN 13761)
    • De zithoogte is 40 - 50 cm (bron: NEN 5518)

    10. Hoogte lendesteun
    Eis:
    Er is een lendensteun aanwezig (het diepste punt van de lendensteun is punt S). De lendesteun is gepositioneerd op een hoogte van 18 ± 1 cm.
    Verantwoording:
    • Punt S van de lendesteun heeft een hoogte tussen de 17 en 22 cm boven het zitvlak (bron: NEN-EN 1335-1, type B en C)
    • Punt S heeft een hoogte van 18 ± 1 cm (expertoordeel, vhp

    11. Vorm lendesteun
    Eis:
    De lendesteun moet een straal hebben van 30 +/- 1 cm.
    Verantwoording:
    • De lendesteun moet een straal hebben van 250 - 300 mm (bron: NEN 1812)
    • Aangevuld met expertoordeel o.b.v. gebruik van stoel

    12. Helling zitting
    Eis:
    De zitting heeft een helling tussen de -3° en -10° (achterover) of verstelbaar in dit bereik.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    13. Hoek zitting/rugleuning
    Eis:
    De hoek tussen de zitting en de rugleuning is minimaal 95° en maximaal 115°.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    14. Zittingbreedte
    Eis:
    De zitting moet ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 48 cm breed zijn. Dit is de horizontale afstand tussen de twee verticale lijnen door de zijkanten van de zitting, gemeten op 10 cm afstand van de rugleuning.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    15. Zittingdiepte
    Eis:
    De zitting moet minimaal 43 cm en maximaal 50 cm diep zijn, gemeten vanaf het diepste punt van de rugleuning (punt S) tot voorzijde zitting.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    16. Hoogte rugleuning
    Eis:
    De rugleuning moet minimaal 60 cm hoog zijn, ook i.v.m. veiligheid.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    17. Breedte rugleuning
    Eis:
    De rugleuning moet minimaal 48 cm breed zijn.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    18. Hoofdsteun
    Eis:
    Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun.
    Verantwoording:
    • Er is geen concrete eis vanuit de Regeling voertuigen omtrent veiligheid. Gezien de functie van de hoofdsteun voornamelijk op het gebied van veiligheid ligt, is een scherpere definitie niet mogelijk. In de praktijk zal deze eis echter geen problemen opleveren.

    19. Zicht
    Eis:
    Positie van de stoel van de juridisch bestuurder is zodanig dat deze het zicht dat de kandidaat niet belemmert en vice versa.
    Verantwoording:
    • De zitplaats dient zodanig geplaatst te zijn dat de juridische bestuurder en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd.

    20. Kwaliteit
    Eis:
    De zitting en de rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn.
    Verantwoording:
    • Conform richtlijnen tweede werkplek zoals gehanteerd door de TÜV.

    21. Kwaliteit
    Eis:
    De stramheid van de stoel is de weerstand tegen indrukken. De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam:
    • De stramheid van het midden van het rugkussen is tussen de 30 N/dm2 en 70 N/dm2.
    • De stramheid van de zijkanten van de rugleuning is tussen de 50 N/dm2 en 70 N/dm2.
    • De stramheid van het zitkussen is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2.
    • De stramheid van de zijkanten van de zitting is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2.
    Verantwoording:
    • Conform NEN 5518

    22. Veiligheid
    Eis:
    De zitplaatsen en rugleuningen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld.
    Verantwoording:
    • Conform Regeling voertuigen

    23. Veiligheid
    Eis:
    De stoel moet zijn voorzien van een ECE R16 goedgekeurde driepuntsgordel.
    Verantwoording:
    • Conform Regeling voertuigen

    24. Comfort
    Eis:
    De stoel is mechanisch of lucht geveerd
    Verantwoording:
    • Wens vanuit werkgroep

  • Verantwoording eisen ‘klapstoel’

    1. Vrije hoofdruimte
    Eis:
    De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm, gemeten boven de zitting, vanaf de bovenkant van het zitvlak tot aan de binnenzijde van het dak.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518, houding A

    2. + 3. Vrije ruimte voor de arm
    Eis:
    • Aan weerszijden van het hart van de stoel moet 32,5 cm vrije ruimte zijn om de armen in een ontspannen houding te kunnen houden en/of te ondersteunen middels een armsteun.
    • Indien de ruimte tussen het portier en de klapstoel wordt gebruikt voor opslag of andere doeleinden (bijvoorbeeld een koelkast), dan geldt dat de vrije ruimte tot dat object 32,5 cm dient te zijn
    Verantwoording:
    • De romp mag niet langer dan een half uur per dag 10° of meer opzij gebogen of gedraaid worden (bron: NEN-EN 1005-4).
    • De stoel moet minimaal 40 cm breed zijn (bron: NEN-EN 1335-1, NPR 1813).
    • De schouderbreedte (incl. kleding) van de P95 man, is 53 cm (bron: DINED).
    • De elleboogbreedte (incl. kleding) is 65 cm (bron: expertoordeel).
    • Vanaf het hart van de zitting is nodig: 65/2 = 32,5 cm.

    4. Kniediepte
    Eis:
    De kniediepte (diepte ter hoogte van de knieën) is minimaal 70 cm, gemeten vanaf de achterzijde van de zitting, met de stoel in de achterste stand.
    Verantwoording:
    • Bovenbeenlengte man P95 is 70 cm (DINED)

    5. Voetdiepte
    Eis:
    De voetdiepte moet minimaal 35 cm zijn.
    Verantwoording:
    • Voetlengte man P95 is 30 cm + 5 cm beweegruimte.

    6. Beenbreedte
    Eis:
    Voor de stoel is voldoende ruimte om de voeten te ondersteunen. Hiermee wordt bedoeld dat deze onder het gehele voetoppervlak steun hebben van de vloer (en dus niet in het trapgat hangen)
    Verantwoording:
    • Expertoordeel

    7. Dubbele bediening
    Eis:
    Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een
    ongehinderde trap op het pedaal zonder belemmeringen mogelijk. De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst achterwaarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden.
    Verantwoording:
    • Eisen zijn opgesteld in samenwerking met werkgroep en gebaseerd op expertoordeel en praktische implicaties. Een eis in nummers en getallen is praktisch niet haalbaar.

    8. Positie stoel
    Eis:
    De lengteas van de stoel moet in de lengterichting van het voertuig liggen.
    Verantwoording:
    • Conform richtlijnen tweede werkplek zoals gehanteerd door de TÜV.

    9. + 10. Zithoogte
    Eis:
    • De zithoogte is tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting.
    • Indien zithoogte te groot is, dient een voetensteun worden toegepast om een adequate ondersteuning te verkrijgen.
    Verantwoording:
    • Eis conform UN ECE R107

    11. Hoogte lendesteun
    Eis:
    Er is een lendensteun aanwezig (het diepste punt van de lendensteun is punt S). De lendesteun is gepositioneerd op een hoogte van 18 ± 1 cm.
    Verantwoording:
    • Punt S van de lendesteun heeft een hoogte tussen de 17 en 22 cm boven het zitvlak (bron: NEN-EN 1335-1, type B en C)
    • Punt S heeft een hoogte van 18 ± 1 cm (expertoordeel, vhp

    12. Vorm lendesteun
    Eis:
    De lendesteun moet een straal hebben van 30 +/- 1 cm.
    Verantwoording:
    • De lendesteun moet een straal hebben van 250 - 300 mm (bron: NEN 1812)
    • Aangevuld met expertoordeel o.b.v. gebruik van stoel

    13. Helling zitting
    Eis:
    De zitting heeft een helling tussen de 0° en -6° (achterover) of verstelbaar in dit bereik.
    Verantwoording:
    • Maximale waarde conform NEN 5518
    • Minimale waarde op basis van expertoordeel

    14. Hoek zitting/rugleuning
    Eis:
    De hoek (I) tussen de zitting en de rugleuning (punt S) is tussen de 95° en 100°.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    15. Zittingbreedte
    Eis:
    De zitting moet ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 40 cm breed zijn. Dit is de horizontale afstand tussen de twee verticale lijnen door de zijkanten van de zitting, gemeten op 10 cm afstand van de rugleuning.
    Verantwoording:
    • Eis conform UN ECE R107
    • Eis conform UN ECE R107

    16. Zittingdiepte
    Eis:
    De zitting moet minimaal 40 cm en maximaal 50 cm diep zijn, gemeten vanaf het diepste punt van de rugleuning (punt S) tot voorzijde zitting.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    17. Hoogte rugleuning
    Eis:
    De rugleuning moet minimaal 60 cm hoog zijn, ook i.v.m. veiligheid.
    Verantwoording:
    • Eis conform NEN 5518

    18. Breedte rugleuning
    Eis:
    De rugleuning moet minimaal 40 cm breed zijn.
    Verantwoording:
    • Eis conform UN ECE R107

    19. Hoofdsteun
    Eis:
    Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun.
    Verantwoording:
    • Er is geen concrete eis vanuit de Regeling voertuigen omtrent veiligheid. Gezien de functie van de hoofdsteun voornamelijk op het gebied van veiligheid ligt, is een scherpere definitie niet mogelijk. In de praktijk zal deze eis echter geen problemen opleveren.

    20. Zicht
    Eis:
    Positie van de stoel van de juridisch bestuurder is zodanig dat deze het zicht dat de kandidaat niet belemmert en vice versa.
    Verantwoording:
    • De zitplaats dient zodanig geplaatst te zijn dat de juridische bestuurder en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd.

    21. Kwaliteit
    Eis:
    De zitting en de rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn.
    Verantwoording:
    • Conform richtlijnen tweede werkplek zoals gehanteerd door de TÜV.

    22. Kwaliteit
    Eis:
    De stramheid van de stoel is de weerstand tegen indrukken. De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam:
    • De stramheid van het midden van het rugkussen is tussen de 30 N/dm2 en 70 N/dm2.
    • De stramheid van de zijkanten van de rugleuning is tussen de 50 N/dm2 en 70 N/dm2.
    • De stramheid van de zijkanten van de zitting is tussen de 70 N/dm2 en 80 N/dm2.
    Verantwoording:
    • Conform NEN 5518

    23. Veiligheid
    Eis:
    De zitplaatsen en rugleuningen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld.
    Verantwoording:
    • Conform Regeling voertuigen

    24. Veiligheid
    Eis:
    De stoel moet zijn voorzien van een ECE R16 goedgekeurde (driepunts)gordel.
    Verantwoording:
    • Conform Regeling voertuigen

  • Bronvermelding

    NEN-EN 1005-4+A1: Safety of machinery - Human physical performance - Part 4: Evaluation of working postures and movements in relation to machinery, oktober 2008.

    NPR 1813: Ergonomie - Richtlijn voor kantoormeubelen en hun toepassing bij de inrichting van administratieve ruimten en kantoren - Toelichting bij de NEN-EN 1335 reeks, de NEN-EN 527 en de NEN-EN 13761, oktober 2009.

    NEN-EN 13761: Kantoormeubelen - Stoelen voor bezoekers, oktober 2002.

    NEN-EN 1335-1: Kantoormeubelen - Kantoorstoelen - Deel 1: Afmetingen - Bepaling van de afmetingen, juni 2000.

    NEN 5518: Ergonomische criteria voor het ontwerp en de beoordeling van cabines van vrachtwagens, bestelwagens en combi-auto’s, december 2000.

    Regeling voertuigen

    Prufungsrichtlienen, 54 Ergänzungslieferung, juli 2014, StVZO Straßenverkehrs-Zulassungs-Ordnung (StVZO).

    Regulation No 107 of the Economic Commission for Europe of the United Nations (UNECE) - Uniform provisions concerning the approval of category M2 or M3 vehicles with regard to their general construction [2015/922].

    DINED 1D Anthropometric Database

Bijlage 3: ingangsdata en overgangsregelingen

Voor voertuigen die op naam zijn gesteld voor 1-1-2021 geldt de overgangsregeling die genoemd staat in de laatste kolom.

  • Categorie C - massa’s en afmetingen

    Massa

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Feitelijke massa van ten minste 15.000 kg. 1-7-2021 Tot 01-01-2024

    Lading

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De massa van de lading bedraagt tenminste 5.000 kg. 1-7-2021 Nee
    Deze is in IBC’s of verpakkingen van vergelijkbare afmetingen op de laadvloer is geplaatst. 1-7-2021 Nee
    Het voertuig is voorzien van werkende aslastmeters op alle assen of een weegbrief < 1 jaar. 1-7-2021 Nee

    Assen

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De afstand gerekend vanaf het hart voorste as tot het hart aangedreven as is ten minste 5,2 m. 1-1-2021 nieuwe examenvoertuigen Tot 01-01-2029
    Maximaal 1 aangedreven as. 1-1-2021 nieuwe examenvoertuigen Tot 01-01-2029

    Lengte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Totale lengte ten minste 9 m. 1-1-2021 nieuwe examenvoertuigen Tot 01-01-2029

    Breedte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Breedte ten minste 2,5 m. 1-1-2021 nieuwe examenvoertuigen Tot 01-01-2029
  • Categorie C en D - ADAS

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Cruise control 1-7-2021 tot 1-1-2023 voor OV-bussen
    LDW (categorie C) Wettelijke verplichting nieuwe voertuigen vanaf 2015 n.v.t.
    AEB (categorie C) Wettelijke verplichting nieuwe voertuigen vanaf 2015 n.v.t.
  • Categorie C - werkruimte en zitplaats 2e zitplaats

    Werkruimte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De ruimte tussen het hart van de stoel en de ruit in het portier is minimaal 32,5 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Er is daarmee voldoende vrije ruimte om de arm te ondersteunen (op armsteun in het portier). 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De kniediepte is minimaal 70 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De voetdiepte moet minimaal 35 cm zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Voor de stoel is er, over de gehele breedte van de zitting, vrije beenruimte aanwezig. Over de gehele breedte van de stoel wordt voldaan aan de knie- en voetdiepte eis. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Dubbele bediening

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde trap op het pedaal zonder belemmeringen mogelijk. De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst been achterwaarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden. 1-1-2021 Tot 1-1-2022

    Positie

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De lengteas van de stoel moet in de lengterichting van het voertuig liggen. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Zithoogte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zithoogte is minimaal verstelbaar tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting; indien zithoogte te groot is, dient een voetensteun worden toegepast om een adequate ondersteuning te verkrijgen. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Lendensteun

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Er is een lendensteun aanwezig. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Helling zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De lendensteun moet een straal hebben van 30 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Hoek zitting rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De helling van de zitting van de stoel is tussen de -3˚ en -10˚ of verstelbaar in dit bereik. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De hoek tussen de zitting en de rugleuning is verstelbaar tussen minimaal 95˚ en 115˚. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Breedte zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting moet ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 48 cm breed zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Diepte zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting moet minimaal 43 cm en maximaal 50 cm diep zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Hoogte rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De rugleuning moet minimaal 60 cm hoog zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Breedte rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De rugleuning moet minimaal 48 cm breed zijn. Dit is de afstand tussen de linker en rechterkant van de rugleuning. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Hoofdsteun

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Zicht

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitplaats dient zodanig geplaatst te zijn dat de examinator en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Alle spiegels/camera's zijn voorzien van goed werkende (spiegel)verwarming. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Veiligheids- en comforteisen

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting en de rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De zitting en rugleuning van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuning moeten goed kunnen worden vergrendeld. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De stoel moet voorzien zijn van een ECE R16 goedgekeurde driepuntsgordel (conform RV). 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Comfort

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De stoel is mechanisch of lucht geveerd. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Het voertuig is voorzien van een goed werkende airconditioning. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
  • Categorie C - werkruimte en zitplaats 3e zitplaats

    Werkruimte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De kniediepte is minimaal 70 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De voetdiepte moet minimaal 35 cm zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Voor de zitplaats is er, over de gehele breedte van de zitting, vrije beenruimte aanwezig. Over de gehele breedte van de stoel wordt voldaan aan de knie- en voetdiepte eis. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Positionering

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitwerkplek is dusdanig gepositioneerd dat degene op deze werkplek de kandidaat niet verstoort door fysiek contact. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Zithoogte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zithoogte (hoogte bovenzijde van matras tot vloer) is minimaal 43 en maximaal 55 cm hoog. Indien de zithoogte te groot is, dient een voetensteun geplaatst te worden, waarmee de zithoogte voldoet aan de eis. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De voetensteun mag uitneembaar zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    NB Er zijn cabines waarin de eis rondom de minimale hoogte niet haalbaar is, bijvoorbeeld in cabines die geen gelijke vloer hebben. Indien dit het geval is, vervalt de eis aan de minimale hoogte (eis 1). Wel is het van belang dat in deze situaties degene op de zitwerkplek voldoende ruimte heeft om zijn benen te bewegen en om van houding te kunnen wisselen, om toch enige vorm van comfort te hebben. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Zitdiepte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting moet minimaal 45 cm en max 50 cm diep zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Ondersteuning zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Ter hoogte van de zitwerkplek is er adequate ondersteuning voor het lichaam. Wanneer er gezeten wordt, wordt er over het gehele zitbereik voldoende steun ervaren. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Advies om te kiezen voor een matras met de hoogste hardheid/stevigheid. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De lendensteun is gepositioneerd op een hoogte van 18 + 1 cm en heeft een straal van 25-30 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De hoek tussen de zitting en de rugleuning is minimaal 90˚ en maximaal 100˚. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Het tweede bed boven de zitwerkplek mag de houding van de persoon die plaatsneemt op deze zitplaats niet beïnvloeden. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Overige eisen

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Er is een ECE R16 tweepuntsgordel of driepuntsgordel aanwezig. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Er voldoende zicht is op de verkeerssituatie voor het voertuig om het gedrag en de handelingen van de bestuurder te kunnen beoordelen. Het zicht mag verbeterd worden door middel van een camera-monitorsysteem. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
  • Categorie C + E (autonome en middenasaanhangwagen) - massa’s en afmetingen

    Type

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Autonome aanhangwagen of middenasaanhangwagen

    Assen

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Middenasaanhangwagen:
    • Minimaal 2 starre assen die tijdens het examen op het wegdek staan. 1-1-2021 Tot 1-1-2029
    • Hoogte hart koppeling boven het wegdek ten hoogste 0,55 m. 1-1-2021 Tot 1-1-2029
    Autonome aanhangwagen 1-1-2021 Tot 1-1-2029

    Lengte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Samenstellengte ten minste 17 m. 1-1-2021 Tot 1-1-2029

    Breedte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Breedte van ten minste 2,5 m. 1-1-2021 Tot 1-1-2029

    Massa

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Feitelijke massa samenstel ten minste 25.000 kg. 1-7-2021 tot 1-1-2024

    Lading

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Massa van de lading tenminste 5.000 kg zowel in de motorwagen als ook in de aanhangwagen. 1-7-2021 Nee
    Deze is in IBC’s of verpakkingen van vergelijkbare afmetingen op de laadvloer geplaatst. 1-7-2021 Nee
    Het samenstel is voorzien van werkende aslastmeters op alle assen of een weegbrief < 1 jaar. 1-7-2021 Nee
  • Categorie C + E (oplegger - opleggertrekker) - massa’s en afmetingen

    Type

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Opleggertrekker met oplegger

    Assen

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Een opleggertrekker mag beschikken over ten hoogste 3 assen waarvan ten hoogste 1 aangedreven as. 1-1-2021 Tot 1-1-2029
    De oplegger moet beschikken over ten minste twee assen; ten hoogste drie assen. 1-1-2021 Tot 1-1-2029
    Ten minste 1 starre as. Extra (gestuurde) assen zijn toegestaan. 1-1-2021 Tot 1-1-2029
    Tijdens het examen moeten minimaal 2 assen op het wegdek staan. 1-1-2021 Tot 1-1-2029

    Lengte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Samenstellengte ten minste 15,5 m 1-1-2021 nieuwe examenvoertuigen Tot 1-1-2029

    Breedte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Breedte van ten minste 2,5 m 1-1-2021 nieuwe examenvoertuigen Tot 1-1-2029

    Hoogte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Oplegger ten minste de hoogte van de opleggertrekker Tekstuele aanpassing n.v.t.

    Massa

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Feitelijke massa samenstel ten minste 25.000 kg 1-7-2021 tot 1-1-2024

    Lading

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Massa van de lading tenminste 10.000 kg bedraagt. 1-7-2021 Nee
    Deze in IBC’s of verpakkingen van vergelijkbare afmetingen op de laadvloer is geplaatst. 1-7-2021 Nee
    Het samenstel is voorzien van werkende aslastmeters op alle assen of een weegbrief < 1 jaar. 1-7-2021 Nee
  • Categorie D - massa’s en afmetingen

    Assen

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Afstand hart vooras tot hart aangedreven as van ten minste 5,4 m. 1-1-2021 Tot 1-1-2029

    Lengte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Lengte van ten minste 11,5 m. 1-1-2021 Tot 1-1-2029

    Breedte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Breedte van ten minste 2,5 m. 1-1-2021 Tot 1-1-2029
  • Categorie D - werkruimte en zitplaats bij plaatsen nieuwe stoel

    Werkruimte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Aan weerszijden van het hart van de stoel moet 32,5 cm vrije ruimte zijn om de armen in een ontspannen houding te kunnen houden en/of te ondersteunen middels een armsteun. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De kniediepte is minimaal 70 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De voetdiepte moet minimaal 35 cm zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Voor de stoel is voldoende ruimte om de voeten te ondersteunen. Hiermee wordt bedoeld dat deze onder het gehele voetoppervlak steun hebben van de vloer (en dus niet in het trapgat hangen). 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Dubbele bediening

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde trap op het pedaal zonder belemmeringen mogelijk. De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst been achterwaarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden. 1-1-2021 Tot 1-1-2022

    Positie

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De lengteas van de stoel moet in de lengterichting van het voertuig liggen. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Zithoogte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zithoogte is minimaal verstelbaar tussen de 40 en 50 cm. Indien zithoogte te groot is, dient een voetensteun worden toegepast om een adequate ondersteuning te verkrijgen. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Lendensteun

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Er is een lendensteun aanwezig. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Helling zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De lendensteun moet een straal hebben van 30 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Hoek zitting rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De helling van de zitting van de stoel is tussen de -3˚ en -10˚ of verstelbaar in dit bereik. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De hoek tussen de zitting en de rugleuning is verstelbaar tussen minimaal 95˚ en 115˚. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Breedte zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting moet ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 48 cm breed zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Diepte zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting moet minimaal 43 cm en maximaal 50 cm diep zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Hoogte rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De rugleuning moet minimaal 60 cm hoog zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Breedte rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De rugleuning moet minimaal 48 cm breed zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Hoofdsteun

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Zicht

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitplaats dient zodanig geplaatst te zijn dat de examinator en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Alle spiegels/cameras zijn voorzien van goed werkende (spiegel)verwarming. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Veiligheids- en comforteisen

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting en de rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De zitplaatsen en rugleuningen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De stoel moet voorzien zijn van een ECE R16 goedgekeurde driepuntsgordel. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Comfort

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De stoel is mechanisch of lucht geveerd. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Het voertuig is voorzien van een goed werkende airconditioning. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
  • Categorie D - werkruimte en zitplaats bij gebruik klapstoel

    Werkruimte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De vrije hoofdruimte is minimaal 108 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Aan weerszijden van het hart van de stoel moet 32,5 cm vrije ruimte zijn om de armen in een ontspannen houding te kunnen houden en/of te ondersteunen middels een armsteun. Indien de ruimte tussen het portier en de klapstoel wordt gebruikt voor opslag of andere doeleinden (bijvoorbeeld een koelkast), dan geldt dat de vrije ruimte tot dat object 32,5 cm dient te zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De kniediepte is minimaal 70 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De voetdiepte moet minimaal 35 cm zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Voor de stoel is voldoende ruimte om de voeten te ondersteunen. Hiermee wordt bedoeld dat deze onder het gehele voetoppervlak steun hebben van de vloer (en dus niet in het trapgat hangen). 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Het pedaal/De pedalen van de dubbele bediening moet(en) dusdanig te bereiken zijn dat deze in een vloeiende beweging in één richting (hiermee wordt bedoeld voor-achter of links-rechts) te bedienen is. Hiermee is een ongehinderde trap op het pedaal zonder belemmeringen mogelijk. De dubbele bediening voldoet niet aan de eis wanneer het pedaal/de pedalen alleen te bereiken is/zijn door het been eerst been achterwaarts te brengen voordat het naar voren verplaatst kan worden. 1-1-2021 Tot 1-1-2022

    Positie

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De lengteas van de stoel moet in de lengterichting van het voertuig liggen. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Zithoogte

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zithoogte is tussen de 40 en 50 cm, gemeten vanaf de vloer tot bovenzijde zitting. Indien de zithoogte te groot is, dient een voetensteun te worden toegepast om een adequate ondersteuning te verkrijgen. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Lendensteun

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Er is een lendensteun aanwezig. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Helling zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De lendensteun moet een straal hebben van 30 cm. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Hoek zitting rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De helling van de zitting (H) van de stoel is tussen de 0° en -6° (achterover) of verstelbaar in dit bereik. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De hoek tussen de zitting en de rugleuning is verstelbaar tussen minimaal 95˚ en 100˚. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Breedte zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting moet ter hoogte van de zitbeenknobbels minimaal 40 cm breed zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Diepte zitting

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting moet minimaal 40 cm en maximaal 50 cm diep zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Hoogte rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De rugleuning moet minimaal 60 cm hoog zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Breedte rugleuning

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De rugleuning moet minimaal 40 cm breed zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Hoofdsteun

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Er is een in hoogte verstelbare hoofdsteun aanwezig of de rugleuning heeft voldoende lengte zodat er sprake is van een geïntegreerde hoofdsteun. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Zicht

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitplaats dient zodanig geplaatst te zijn dat de examinator en de feitelijke bestuurder op geen enkele wijze worden gehinderd. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Alle spiegels/camera's zijn voorzien van goed werkende (spiegel)verwarming. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Kwaliteit en veiligheid

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    De zitting en de rugleuning moeten gestoffeerd en gepolsterd zijn. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    Alle spiegels/camera's zijn voorzien van goed werkende (spiegel)verwarming. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De stoel moet enerzijds ondersteuning geven en anderzijds zorgen voor een goede verdeling van de drukkrachten op het lichaam. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De zitplaatsen en rugleuningen van bedrijfsauto’s moeten deugdelijk aan het voertuig zijn bevestigd. De van fabriekswege aangebrachte verstelinrichtingen van de zitplaatsen en rugleuningen moeten goed kunnen worden vergrendeld. 1-1-2021 Tot 1-1-2024
    De stoel moet voorzien zijn van een ECE R16 goedgekeurde (driepunts)gordel. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

    Comfort

    Wat verandert er? Ingangsdatum Overgangsregeling
    Het voertuig is voorzien van een goed werkende airconditioning. 1-1-2021 Tot 1-1-2024

Versie april 2022
Versie ccv-049

feedback