In ADR 8.2.2.1 is voorgeschreven dat de vereiste kennis en vaardigheden in de opleiding van bestuurders moet worden bijgebracht door middel van een opleiding die theorielessen en praktijkoefeningen omvat.
In ADR 8.2.2.3.8 staat beschreven dat de individuele praktijkoefeningen moeten plaatsvinden in samenhang met de theoretische opleiding en tenminste de volgende onderdelen moet bevatten:
- eerste hulp;
- brandbestrijding;
- te nemen maatregelen bij een voorval of ongeval.
Deze richtlijn is opgesteld ter uitvoering van deze voorschriften.
1. Vaardigheden met betrekking tot eerste hulp
De kandidaat moet bekend zijn met en in staat tot:
a. Het gebruik van de inhoud van een eenvoudige verbandtrommel.
b. Het kunnen nemen van de juiste maatregelen bij brandwonden.
2. Vaardigheden met betrekking tot brandbestrijding
Met betrekking tot het bestrijden van een brand moet de kandidaat tijdens de praktijkoefeningen ten minste één keer een kleine brand met een brandblusser hebben geblust. De hiervoor gebruikte opstelling moet zoveel mogelijk de aard en intensiteit van een brand rond een voertuig benaderen.
3. Vaardigheden met betrekking tot te nemen maatregelen bij een voorval of ongeval
- De kandidaat doet vaardigheden op hoe te handelen voor het geval gevaarlijke goederen onbedoeld uit een voertuig of verpakking vrijkomen.
- Volgens de schriftelijke instructies in ADR 5.4.3 is in bepaalde gevallen verplicht dat aan boord van de transporteenheid een vluchtmasker aanwezig is. De praktijkoefening moet er op gericht zijn dat de kandidaat dit masker veilig en doelmatig in noodgevallen kan gebruiken.
4. Overige kennis en vaardigheden
Tot de overige kennis en vaardigheden behoren het kunnen gebruiken en toepassen van de overige uitrusting voor persoonlijke- en algemene bescherming die op grond van ADR 8.1.5 aan boord van een transporteenheid aanwezig moet zijn zoals:
- bescherming voor de ogen;
- handschoenen.