Service

Exameneisen Sociale vaardigheden voor de taxichauffeur (TSV)

Algemene informatie

In deze exameneisen staat wat u moet kunnen en kennen. De exameneisen vormen daarom de basis van de opleiding en het examen.

Opgesteld door: CBR divisie CCV

Categoriecode en exameninformatie:

  • Categoriecode: TSV
  • Toetsvorm: Mondeling
  • Dekkeningsgraad toetstermen: 100%
  • Cesuur: Van de 100 punten moeten er minimaal 60 worden behaald.

Geldigheid examenresultaat: Onbeperkt

Vastgesteld door: College van Deskundigen Doelgroepenvervoer en Sociale Vaardigheden op 12 december 2005

Beoordeeld door: CCV-Raad op 12 december 2005

Goedgekeurd door: Divisiemanager CCV op 12 december 2005

Ingangsdatum: 1 januari 2006

Datum laatste aanpassing: 12 mei 2005

Laatst gecontroleerd op: 12 december 2005

Toelichting gebruik toetstermen:

  • Eindtermen: Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.
  • Toetstermen: Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.
  • Afbakening: Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.
  • Tax: Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.

Toelichting taxonomiecode:

  • F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).
  • B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.
  • R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.
  • P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.

Per toetsterm is onder ‘toelichting’ aangegeven voor welk examen de toetsterm geldt, wat de taxonomiecode is. Ook is er (indien relevant) een verwijzing naar de betreffende wetgeving opgenomen.

Eindterm 1: Verantwoordelijkheden en bevoegdheden

  • 1.1 Eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij het vervoeren van passagiers

    Afbakening:

    De kandidaat kan zijn eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden aangeven bij het vervoeren van personen op basis van voorbeeldsituaties die door de examinator worden aangedragen.

    Algemeen:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven waarom het belangrijk is vooraf goed geïnformeerd te zijn over de te vervoeren passagier en/of groep.

    Voor wat betreft het tevredenstellen van de passagiers:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat zijn taken en verantwoordelijkheden zijn bij het tevredenstellen van de passagiers:

    • luisteren naar de wensen van de klant;
    • de klant serieus nemen;
    • meedenken met de klant;
    • samen met de klant naar oplossingen zoeken bij problemen.

    De kandidaat is zich bewust van de effecten van tevreden passagiers:

    • het draagt bij aan de goede naam van het bedrijf;
    • het bevordert de mond-tot-mond-reclame;
    • het bevordert de relatie met klant;
    • het geeft voldoening voor zichzelf.

    Voor wat betreft het vervoer van leerlingen:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat zijn taken en verantwoordelijkheden zijn bij het leerlingenvervoer:

    • kinderen goed overdragen aan ouders, begeleiders of personeel van de school;
    • vragen van ouders, begeleiders of personeel van de school beantwoorden;
    • informatie verstrekken aan de ouders, begeleiders of personeel van de school over de rituitvoering;
    • informeren naar de aard van de beperking en gewenste aanpak;
    • afspraken maken met betrekking tot gedrag in het voertuig (orde, zitplaats en pestgedrag);
    • benoemen van gewenst gedrag en afkeuren van verkeerd gedrag;
    • bij stremmingen ouders informeren (zelf of via de centrale).

    Voor wat betreft het vervoer van passagiers met een mobiliteitsbeperking:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat zijn taken en verantwoordelijkheden zijn bij het vervoeren van passagiers met een mobiliteitsbeperking:

    • informeren naar de aard van de beperking en gewenste aanpak;
    • hoe te handelen bij passagiers met een rollator, niet vervoerbare rolstoel of scootmobiel.

    Voor wat betreft het vervoer van passagiers met een visuele beperking:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat zijn taken en verantwoordelijkheden zijn bij het vervoeren van passagiers met een visuele beperking:

    • informeren naar de aard van de beperking en gewenste aanpak;
    • passagier op adequate wijze begeleiden bij in- en uitstappen;
    • passagier tijdens het begeleiden informeren over de te volgen route en aanwezige obstakels;
    • passagier begeleiden naar de passagiersstoel;
    • gordel aangeven/ zelf bevestigen.

    Voor wat betreft het vervoer van passagiers met een verstandelijke- en of gedragsbeperking:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat zijn taken en verantwoordelijkheden zijn bij het vervoeren van passagiers met een verstandelijke- en of gedragsbeperking:

    • rekening houden met de aard en de zwaarte van de verstandelijke beperking;
    • bij de ouders, begeleiders of personeel van de school of instelling informeren naar de aard van de beperking;
    • bij de passagier dan wel bij de ouders, begeleiders of personeel van de school of instelling informeren naar de gewenste aanpak.

    Toelichting toetsterm 1.1:

    Tax: P

    1.2 De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van (mensen die in relatie staan tot) de passagiers

    Afbakening:

    De kandidaat kan aan de hand van voorbeeldsituaties die door de examinator worden aangedragen de bevoegdheden en verantwoordelijkheden aangeven van (mensen die in relatie staan tot) de passagier.

    Algemeen:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven waarom het belangrijk is dat de chauffeur op de hoogte is van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van (mensen die in relatie staan tot) de passagier en of groep.

    Voor wat betreft het vervoer van leerlingen:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat de taken en verantwoordelijkheden zijn van mensen die in relatie staan tot de leerlingen.

    Ouders, begeleiders of personeel van de school moeten:

    • de kinderen goed overdragen;
    • informatie verstrekken die van invloed kunnen zijn over het verloop van de rituitvoering;
    • informatie verstrekken over de aard van de beperking en gewenste aanpak.

    Voor wat betreft het vervoer van passagiers met een mobiliteitsbeperking:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat de taken en verantwoordelijkheden zijn van passagier met een mobiliteitsbeperking:

    • de chauffeur informeren over de aard van de beperking en gewenste aanpak.

    Voor wat betreft het vervoer van passagiers met een visuele beperking:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat de taken en verantwoordelijkheden zijn van passagier met een visuele beperking:

    • de chauffeur informeren over de aard van de beperking en gewenste aanpak.

    Voor wat betreft het vervoer van passagiers met een verstandelijke- en of gedragsbeperking:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat de taken en verantwoordelijkheden zijn van (mensen die in relatie staan tot) de passagier met verstandelijke en of gedragsbeperking:

    • (de ouders, begeleiders of personeel van de school moeten) de chauffeur informeren over de aard van de beperking en gewenste aanpak.

    Toelichting toetsterm 1.2:

    Tax: P

Eindterm 2: Omgang met verschillende passagiers

  • 2.1 Omgang met verschillende passagiers

    Afbakening:

    De kandidaat kan aan de hand van een voorbeeldsituatie die door de examinator wordt aangedragen een inschatting maken van de wensen, reactie en gedrag van verschillende passagiers.

    Toelichting toetsterm 2.1:

    Tax: P

Eindterm 3: Conflictsituaties en het eigen gedrag

  • 3.1 De vervoersprijs afrekenen.

    Afbakening:

    De kandidaat kan aan de hand van een voorbeeldsituatie die door de examinator wordt aangedragen aangeven hoe hij de vervoersprijs afrekent met:

    • de passagier;
    • de werkgever

    met het oog op het voorkomen van agressie en geweld tussen betrokken partijen.

    Toelichting toetsterm 3.1:

    Tax: P

    3.2 Conflictsituaties in en rond het vervoer van passagiers

    Afbakening:

    De kandidaat kan aan de hand van een voorbeeldsituatie die door de examinator wordt aangedragen:

    • mogelijke conflictsituaties herkennen;
    • aangeven welke aspecten van het eigen gedrag van belang zijn voor de preventie van agressie.

    De kandidaat kan aan de hand van een voorbeeldsituatie potentiële conflictsituaties herkennen:

    • tussen passagier en taxichauffeur;
    • tussen passagiers onderling;
    • tussen chauffeur en andere weggebruikers.

    De kandidaat kan aan de hand van een voorbeeldsituatie aangeven welke aspecten van het eigen gedrag van belang zijn bij het voorkomen van conflictsituaties:

    • juiste beroepshouding;
    • (re)presentatie;
    • aandachtgevend gedrag.

    Toelichting toetsterm 3.2:

    Tax: P

    3.4 Aandachtgevend gedrag versus weerstand oproepend gedrag

    Afbakening:

    De kandidaat kan aan de hand van een voorbeeldsituatie die door de examinator wordt aangedragen aangeven of er sprake is van aandachtgevend of weerstand oproepend gedrag:

    • mogelijke effecten van aandachtgevend gedrag;
    • mogelijke effecten van weerstandoproepend gedrag.

    De kandidaat kan aan de hand van een voorbeeldsituatie aangeven welke gedragsaspecten van belang zijn bij aandachtgevend gedrag:

    • luisteren;
    • klant serieus nemen;
    • meedenken;
    • oplossingen zoeken.

    Toelichting toetsterm 3.4:

    Tax: P

Eindterm 4: Handelen bij incidenten

  • 4.1 Handelen volgens regels en procedures bij incidenten

    Afbakening:

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie die door de examinator worden aangedragen aangeven welke regels en procedures er gelden bij incidenten.

    Regels en procedures met betrekking tot:

    • de omgang met klant;
    • het contact met centrale;
    • het contact met politie;
    • de wijze van rapporteren.

    De regels en procedures met betrekking tot het plaatsen van een noodoproep:

    • het moment van de plaatsing;
    • de wijze van de plaatsing (code);
    • de manier van plaatsing (stemverheffing, woordgebruik).

    De kandidaat kan aan de hand van een praktijksituatie aangeven wat:

    • de gradatie van agressie is;
    • de gewenste assistentie is;
    • het gewenste advies.

    Toelichting toetsterm 4.1:

    Tax: P

Eindterm 5: Nazorg en opvang

  • 5.1 Het belang van nazorg

    Afbakening:

    De kandidaat kan aangeven wat het belang is van:

    • nazorg na agressieve incidenten;
    • collegiale nazorg.

    Toelichting toetsterm 5.1:

    Tax: P

    5.2 Het verschil tussen positieve en negatieve vormen van nazorg

    Afbakening:

    De kandidaat kan aan de hand van een voorbeeldsituatie aangeven wat het verschil is tussen positieve en negatieve nazorg.

    Positieve nazorg:

    • hulp uit omgeving;
    • begrip en steun van werkgever;
    • vervolging en veroordeling van dader;
    • voldoende tijd krijgen voor verwerking.

    Negatieve nazorg:

    • botte opmerkingen van collega’s en/of werkgever;
    • onbegrip van collega’s en/of werkgever;
    • verwijten t.a.v. eigen gedrag;
    • geen of onvoldoende tijd krijgen voor verwerking.

    Toelichting toetsterm 5.2:

    Tax: P

feedback