Service

Examenprocedure taxi praktijkexamen (TVP en TVPC)

Inhoudsopgave

1 Inleiding

De Examenprocedure taxi beschrijft het wenselijke gedrag van de kandidaat tijdens het praktijkexamen. Daarnaast wordt de structuur van het praktijkexamen en de toepassing van de exameneisen beschreven. Deze examenprocedure richt zich op de examens:
• Taxi Vakbekwaamheid Praktijk Volledig (TVP)
• Taxi Vakbekwaamheid Praktijk Beperkt (TVPC)

De inhoud van deze Examenprocedure is gebaseerd op de exameneisen. De exameneisen zijn vastgelegd in de exameneisen Taxi Vakbekwaamheid Praktijk Volledig en Taxi Vakbekwaamheid Praktijk Beperkt.

Er wordt ervan uitgegaan dat de kandidaat het rijgedrag beheerst dat in de Rijprocedure B beschreven staat, waarbij hoofdstuk 1 en 2 essentieel zijn. Daarnaast is de kandidaat gastheer en behandelt de klanten professioneel.
Het doel van de examenprocedure is om een beschrijving te geven van het gewenste gedrag, zodat de kandidaat en de instructeur weten wat er tijdens het examen wordt verwacht.

2 Algemene uitgangspunten

De examinator beoordeelt de kandidaat uit het oogpunt van zowel de klant als de
werkgever. Van de kandidaat wordt echter verwacht dat hij de examinator behandelt als klant. Als er tijdens het examen een instructeur, docent of medewerker van het CBR mee rijdt, neemt deze plaats achterin naast de examinator. De examinator blijft dan de klant waar de kandidaat zich tot richt.
De kandidaat is bestuurder van het voertuig. Dit geldt voor alle (rij)opdrachten. De verantwoording voor zijn (rij)gedrag ligt dan ook volledig bij de kandidaat.

De examinator zit tijdens het examen in principe achterin het voertuig.
Het examen wordt afgenomen in een voertuig dat volledig voldoet aan de voertuigeisen TVP en TVPC.

3 Structuur examen TVP


De structuur van het Taxi vakbekwaamheid praktijkexamen volledig (TVP) ziet er als volgt uit:
1. Ontvangst van de kandidaat
2. Rijklaarcontrole van het voertuig
3. Rijden naar een bekend object zonder gebruik navigatie / hulpmiddelen
4. Rijden naar een adres met gebruik navigatie / hulpmiddelen
5. Afhandeling ongevallen
6. Rijden op aanwijzingen van de examinator
7. Uitslag / eindgesprek
Algemeen

1. Ontvangst van de kandidaat
De kandidaat wordt opgeroepen door de examinator.
De examinator controleert eerst de identiteit en het rijbewijs van de kandidaat. Daarna moet de kandidaat verklaren bekend te zijn met de examenvoorwaarden. Dit gebeurt door ondertekening van de reserveringsbevestiging.

2. Rijklaarcontrole
Bij het voertuig wordt door de kandidaat een rijklaarcontrole gedaan. Hierbij geeft
de kandidaat mondeling aan wat deze controle inhoudt. De examinator kan hierbij
aanvullende vragen stellen.

3. Rijden naar een bekend object
De kandidaat krijgt van de examinator de opdracht te rijden naar één van de vijf
vastgestelde objecten. Per examenplaats is er een lijst met daarop namen en adressen van vijf objecten, de objectenlijst. De kandidaat rijdt hiernaar toe, zonder gebruik te maken van hulpmiddelen. De kandidaat mag ter oriëntatie voor aanvang van de rit een kaart of navigatie raadplegen. Daarna rijdt hij zelfstandig en zonder hulpmiddelen een efficiënte route naar het object.

4. Rijden naar een adres
Vanaf het object rijdt de kandidaat naar een door de examinator opgegeven willekeurig adres. De kandidaat mag hierbij hulpmiddelen gebruiken. Voordat er naar het adres wordt gereden, moet de kandidaat aangeven hoe de ritprijs is opgebouwd. De kandidaat maakt hierbij een afweging tussen de snelste en de kortste route.

5. Afhandeling ongevallen
Tijdens het examen wordt getoetst hoe de kandidaat omgaat met de afhandeling van een ongeval. De examinator schetst een praktijksituatie, waarbij de kandidaat aangeeft hoe te handelen. Daarnaast legt de kandidaat met behulp van het Europees schadeformulier uit hoe dit formulier ingevuld moet worden.

6. Rijden op aanwijzingen van de examinator
De laatste rit is het rijden op aanwijzingen van de examinator. Hierbij kan onder
andere gebruik worden gemaakt van wegbewijzeringborden.

7. Uitslag / eindgesprek
Na de rit wordt de uitslag van het examen aan de kandidaat gemotiveerd medegedeeld.

Algemeen
Tijdens het examen worden vragen gesteld over technische storingen en over de wijze waarop de kandidaat omgaat met wensen, behoeften en het gedrag van klanten.

4 Structuur examen TVPC


De structuur van het taxi vakbekwaamheid praktijkexamen beperkt (TVPC) ziet er als volgt uit:
1. Ontvangst van de kandidaat
2. Rijklaarcontrole van het voertuig
3. Rijden naar een bekend object met gebruik navigatie / hulpmiddelen
4. Afhandeling ongevallen
5. Rijden op aanwijzingen van de examinator
6. Uitslag / eindgesprek
Algemeen

1. Ontvangst van de kandidaat
De kandidaat wordt opgeroepen door de examinator. De examinator controleert eerst de identiteit en het rijbewijs van de kandidaat. Daarna moet de kandidaat verklaren bekend te zijn met de examenvoorwaarden. Dit gebeurt door ondertekening van de reserveringsbevestiging.

2. Rijklaarcontrole
Bij het voertuig wordt door de kandidaat een rijklaarcontrole gedaan. Hierbij geeft de kandidaat aan wat deze controle inhoudt. De examinator kan hierbij aanvullende vragen stellen.

3. Rijden naar een bekend object
De kandidaat krijgt van de examinator de opdracht te rijden naar één van de vijf vastgestelde objecten. De kandidaat mag hierbij gebruik maken van hulpmiddelen.
Per examenplaats is er een lijst met daarop namen en adressen van vijf objecten, de objectenlijst.

4. Afhandeling ongevallen
Tijdens het examen wordt getoetst hoe de kandidaat omgaat met de afhandeling van een ongeval.De examinator schetst een praktijksituatie, waarbij de kandidaat aangeeft hoe te handelen. Daarnaast legt de kandidaat met behulp van het Europees schadeformulier uit hoe dit formulier ingevuld moet worden.

5. Rijden op aanwijzingen van de examinator
De laatste rit is het rijden op aanwijzingen van de examinator. Hierbij kan onder andere gebruik worden gemaakt van wegbewijzeringborden.

6. Uitslag / eindgesprek
Na het examen wordt de uitslag van het examen aan de kandidaat gemotiveerd medegedeeld.

Algemeen
Tijdens het examen worden vragen gesteld over technische storingen en over de wijze waarop de kandidaat omgaat met wensen, behoeften en het gedrag van klanten.

5 Toepassing exameneisen

Het praktijkexamen taxi bestaat uit de volgende examenonderdelen:
1. Verantwoorde en veilige verkeersdeelname
2. Professioneel rijgedrag
3. Voorkomen, herkennen en oplossen van storingen
4.1. Route, rijtijd en betalingen (alleen voor het praktijkexamen taxi volledig)
4.2. Route (alleen voor het praktijkexamen taxi beperkt)
5. Klantsoorten en gedrag
6. Afhandeling van ongevallen

De onderwerpen in examenonderdeel 1, 2 en 5 hebben een algemeen karakter en zijn van toepassing op alle examenonderdelen en hebben daarmee een ‘paraplufunctie’.

1. Verantwoorde en veilige verkeersdeelname
Bij deze exameneis gaat het om een verantwoorde en veilige manier van rijden, zoals beschreven in de rijprocedure B. De bediening van het voertuig moet op een z.g. hoog geautomatiseerd beheersingsniveau worden uitgevoerd. Hierbij is het essentieel dat een klant zich veilig voelt in het voertuig. Op de juiste wijze gebruik maken van de veiligheidsgordels en hoofdsteunen, alsmede het nemen van de juiste voorzorgsmaatregelen bij het verlaten van het voertuig, vallen onder dit examenonderdeel.

2. Professioneel rijgedrag
Bij professioneel rijgedrag gaat het om een comfortabele en milieubewuste rijstijl en sociaal/defensief rijgedrag dat positief is afgestemd op de gedragingen van andere weggebruikers.

3. Voorkomen, herkennen en oplossen van storingen
Deze exameneis heeft voornamelijk betrekking op het voorkomen en herkennen van storingen. Kennis, inzicht en het praktisch omgaan met storingen is hier nadrukkelijk vereist. Daarnaast moet de kandidaat kunnen werken met de instructie/handleiding van het voertuig.

Deze exameneis bestaat uit twee onderdelen:
• Uitvoering rijklaarcontrole.
• Herkennen en oplossen van storingen aan het voertuig

Uitvoering rijklaarcontrole
In het kader van veilig, kosten- en milieubewust rijgedrag en het voorkomen van
klachten van passagiers is het noodzakelijk dat de kandidaat bekend is met de
functie(s) van onder andere de diverse bedieningsorganen, voertuigonderdelen,
controlelampjes, meters, schakelaars, e.d. Net als van de plaats waar deze zich
bevinden. Het is voor de kandidaat van belang een bepaalde vaardigheid te bezitten in het uitvoeren van die handelingen. Een veilig, kosten- en milieubewust rijgedrag begint al bij de planning en voorbereidingen van een rit. Daarom is ook een adequate uitvoering van de rijklaarcontrole door de kandidaat bij de aanvang van het praktijkexamen belangrijk. Als onderdeel van de rijklaarcontrole moet de kandidaat ook de binnenzijde van het voertuig controleren. Denk hierbij aan de netheid van het voertuig en of er geen losliggende voorwerpen in de taxi liggen. De examinator kan hier naar vragen.

Herkennen en oplossen van storingen
De kandidaat kan een storing aan het voertuig herkennen en opzoeken in de instructie/handleiding van het voertuig Daarna geeft de kandidaat aan hoe de storing wordt oplost. Dit geldt voor zowel een daadwerkelijke als een door de examinator aangedragen storing.

4.1. Route, rijtijd en betalingen (alleen voor het praktijkexamen taxi volledig)
Deze exameneis wordt door middel van twee rij-opdrachten getoetst.
• Van CBR-locatie naar vastgesteld object zonder gebruikmaking van hulpmiddelen. • Van object naar onbekend adres met gebruikmaking van hulpmiddelen.

Van CBR-locatie naar vastgesteld object zonder gebruikmaking van hulpmiddelen.
Per examenplaats is er een lijst met daarop namen en adressen van 5 objecten, de objectenlijst.

De examinator bepaalt naar welk object er wordt gereden. Voorafgaand aan de rit mag de kandidaat ter oriëntatie (locatie, maar ook eventuele files) kijken op een plattegrond/stratengids of navigatieapparatuur. Zodra de kandidaat gaat rijden, mag er geen gebruik meer worden gemaakt van hulpmiddelen.

Van object naar onbekend adres met gebruikmaking van hulpmiddelen
De examinator geeft een willekeurig adres op, waar de kandidaat naar toe rijdt. De
kandidaat kan professioneel omgaan met de hulpmiddelen die gebruikt worden. Onder professioneel wordt onder andere verstaan, dat de kandidaat de hulpmiddelen vlot en op de juiste manier gebruikt om naar het adres te rijden en een afweging maakt tussen de snelste en de kortste route. Hierbij kan de kandidaat het verschil uitleggen. De kandidaat moet het adres daadwerkelijk bereiken.

Voordat er naar het adres wordt gereden, vraagt de examinator naar de geschatte tijdsduur en ritprijs. Essentieel is dat de kandidaat weet hoe de ritprijs is opgebouwd. De kandidaat mag bij het berekenen van de ritprijs hulpmiddelen (eventueel rekenprogramma’s/schema’s) gebruiken.
Voor de tweede rijopdracht geldt dat er gebruik gemaakt mag worden van hulpmiddelen. De kandidaat weet dat er een tarievenkaart in de taxi aanwezig is en wat de Boordcomputer (BCT) / taxameter registreert.

Voor beide rij-opdrachten geldt:
De kandidaat meldt voorafgaand aan de rit welke route er is gekozen. Zo niet, dan
vraagt de examinator hoe de kandidaat wil gaan rijden en waarom er voor deze route is gekozen.

  • Een efficiënte route is essentieel evenals het aankomen bij het object / adres. Efficiënt wil zeggen dat de kandidaat rekening houdt met de aspecten van een route die van invloed kunnen zijn op het aantal kilometers, rijtijd en comfort. Het is belangrijk dat de kandidaat bij het rijden naar een vastgesteld object plaatselijk bekend is. Plaatselijk bekendheid gaat verder dan één route uit het hoofd leren. Eventuele dagelijkse files en/of bekende en langdurige wegopbrekingen moeten in de routekeuze worden meegenomen.
  • Het is belangrijk dat de kandidaat bij aankomst bij het object / opgegeven adres het voertuig op een veilige en praktische wijze neerzet.
  • Als de kandidaat tijdens de tweede rijopdracht een file inrijdt of op een wegopbreking stuit, dan moet er door de kandidaat naar een praktische oplossing worden gezocht. De kandidaat moet dit melden aan de belanghebbenden. In de beoordeling wordt meegenomen in welke mate de kandidaat zelfstandig oplossingen vindt en klantgericht handelt.

4.2. Route (alleen voor het praktijkexamen taxi beperkt)
Per examenplaats is er een lijst met daarop namen en adressen van 5 objecten, de objectenlijst.

De examinator bepaalt naar welk object er gereden gaat worden. De kandidaat mag
hulpmiddelen gebruiken om naar het object te rijden. Van de kandidaat wordt verwacht dat hij professioneel kan omgaan met de hulpmiddelen, die hij gebruikt.
Onder professioneel wordt onder andere verstaan, dat hij hulpmiddelen vlot en op de juiste manier gebruikt om naar het object te rijden.

Als de kandidaat tijdens de rit een file inrijdt of op een wegopbreking stuit, dan moet er door de kandidaat naar een praktische oplossing worden gezocht. De kandidaat moet dit melden aan de belanghebbenden. In de beoordeling wordt meegenomen in welke mate de kandidaat zelfstandig oplossingen vindt en klantgericht handelt.

Aankomen bij het object is essentieel.
Het is belangrijk dat de kandidaat bij aankomst bij het object het voertuig op een veilige en praktische wijze neerzet.

5. Klantensoorten en gedrag
Belangrijk is dat de kandidaat op een juiste manier omgaat met de verschillende wensen, behoeften en gedragingen van de klant. Dit houdt in dat er op een nette, beleefde en verstaanbare manier wordt gesproken en conflict vermijdend wordt gehandeld Dit geldt zowel voor voorbeeldsituaties aangedragen door de examinator, als voor situaties die zich voordoen tijdens de rit. Het is hierbij belangrijk dat de kandidaat op de hoogte is van de algemene voorwaarden taxivervoer en hoe daar in de praktijk mee wordt omgegaan. Tevens wordt gekeken naar houding en optreden van de kandidaat en de representativiteit van de taxi en de kandidaat. De kandidaat is naast chauffeur ook gastheer/vrouw waarbij een neutrale en professionele houding gewenst is.

6. Afhandeling van ongevallen
Deze exameneis gaat over het afhandelen van ongevallen waarbij het belangrijk is dat het PAMAN protocol praktisch wordt toegepast en de kandidaat kan uitleggen hoe een Europees schadeformulier wordt ingevuld.

6 Beoordeling

1. Beoordelingsysteem
Het beoordelingssysteem kenmerkt zich door een beoordeling per hoofdonderwerp. Een compensatiemogelijkheid tussen verschillende hoofdonderwerpen is technisch niet mogelijk. In de toepassing van de Examenprocedure taxi is echter wel de mogelijkheid gecreëerd om rekening te houden met het totaalbeeld van de prestatie.

De hoofdonderwerpen vormen tezamen de basis van het systeem van beoordeling.
De kandidaat moet het onderlinge verband tussen kennis, inzicht en vaardigheden laten zien om te slagen. Hiervoor is een hoog (z.g. ’geautomatiseerd’) beheersingsniveau van het voertuig vereist. De mate waarin niet of niet goed uitgevoerde handelingen bij de beoordeling een rol spelen, is afhankelijk van de volgende factoren:
- de aard;
- de ernst;
- het aantal keer dat de handeling niet goed is uitgevoerd.

Met de ’aard’ wordt de concrete handeling of nalatigheid bedoeld.
Met ‘ernst` wordt bedoeld de mate waarin bij de uitvoering van een handeling - of het niet voldoen aan een bepaalde verplichting - wordt afgeweken van het voorgeschreven gedrag.
Bij het ’aantal keer’ is het van belang dat de betreffende handeling, in relatie tot het
onderwerp, vaak of minder vaak in het praktijkexamen aan de orde komt of kan komen.

Daarbij staat centraal of het verantwoord is, de kandidaat als toekomstig beroepschauffeur zelfstandig aan het werk te laten gaan. De examinator zal dit
nadrukkelijk bij zijn eindafweging meenemen. Indien echter bij de eindafweging alle relevante aspecten zijn betrokken en de examinator één of meer hoofdonderwerpen als onvoldoende aanmerkt, betekent dit dat de kandidaat gezakt is.

2. Specifieke aandachtspunten
Er is een aantal specifieke aandachtspunten, die ter verduidelijking in dit hoofdstuk zijn genoemd. Het spreekt voor zich dat dit geen uitputtende opsomming is en dat
de kandidaat ook op andere, niet genoemde, punten kan zakken. Indien het ‘milieu- en energiebewuste rijgedrag’ afwijkt van het meest wenselijke weegt de examinator aan de hand van de aard, ernst en de aantallen malen deze afwijking. Ook een comfortabele rijstijl is belangrijk. Afwijkend gedrag in dit onderdeel kan doorslaggevend zijn voor de uitslag van het gehele examen. Indien voertuigbediening en/of rijgedrag structureel in strijd zijn met ‘milieu- en energiebewust rijden’ dan is sprake van verwijtbaar gedrag en leidt dit tot een onvoldoende resultaat.

Voor de rij-opdrachten geldt dat het volgende essentieel is:
- aankomen bij het object en opgegeven adres;
- de gekozen route richting het object en adres moet efficiënt zijn.

Versie ccv-009

feedback