Visie en missie

Reglement gebruikersraad CBR

Wij vinden het belangrijk om een optimaal beeld te krijgen van de wensen van onze klanten. Daarom vragen wij advies aan onze Gebruikersraad over de kwaliteit van onze dienstverlening, producten en het concept tarievenvoorstel. Voorts wordt er structureel input gevraagd aan klantenpanels en klankbord- en werkgroepen.

indeling gebruikersraad cbr

Artikel 1

  • Inleiding

    Ingevolge artikel 19 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen treft een zelfstandig bestuursorgaan voorzieningen waardoor personen en instellingen die met hem in aanraking komen, in de gelegenheid zijn voorstellen te doen tot verbetering van de kwaliteit van de taakuitvoering. Voor het CBR is in de toelichting op de ‘Beleidsregels sturing van en toezicht op het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen’ bepaald dat het CBR invulling geeft aan artikel 19 Kaderwet door het instellen van een ‘gebruikersraad’ die het CBR adviseert bij de uitvoering van de taken van het CBR. In het kader van de taakuitvoering vindt het CBR het van belang om een optimaal beeld te krijgen van de klantwensen inzake de geleverde producten en diensten. De leden van de gebruikersraad kunnen voorstellen doen tot verbetering van werkwijzen en procedures. Tevens geeft de gebruikersraad advies over het concept tarievenvoorstel dat door het CBR aan het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt uitgebracht. De gebruikersraad is een collectief overlegorgaan, met adviesrecht. Dit reglement bevat de bepalingen over de inrichting en de adviesrol van de gebruikersraad CBR.

Artikel 2

  • Begrippen

    Hieronder staan de betekenissen die bepaalde begrippen in dit reglement hebben:

    a. Aandachtsgebied; het specifieke deel van de taakuitvoering waarover een subraad adviseert.

    b. Aanwijzende organisatie; een vennootschap, stichting, vereniging of andere juridische entiteit met een inschrijving in het Handelsregister, die op grond van dit reglement bevoegd is om een lid aan te wijzen voor een subraad en daarmee ook voor de centrale gebruikersraad CBR.

    c. Advies; advies van de centrale gebruikersraad CBR of een subraad tot verbetering van de kwaliteit van de taakuitvoering of inzake het concept tarievenvoorstel.

    d. Centrale gebruikersraad CBR; de overkoepelende raad van de Subraden.

    e. Divisiemanager; de leidinggevende van één van de divisies van het CBR.

    f. Directie; de directie van het CBR.

    g. Gebruikersraad; de centrale gebruikersraad CBR en de afzonderlijke Subraden.

    h. Kernproducten; de door het CBR in het kader van de beoordeling van bestuursvaardigheid, bestuursgeschiktheid, theoretische kennis en kwaliteit van nascholing geleverde producten en diensten.

    i. Leden; de gezamenlijke leden van de gebruikersraad CBR.

    j. Lid; een lid van de gebruikersraad CBR.

    k. Reglement; reglement gebruikersraad CBR.

    l. Secretaris; de secretaris van de gebruikersraad CBR.

    m. Subraad; één van de subraden van de gebruikersraad CBR.

    n. Taakuitvoering; de uitvoering van de taken door het CBR.

    o. Taken; de het CBR bij wet- en regelgeving opgelegde taken.

    p. Voorzitter; de voorzitter van de centrale gebruikersraad CBR, respectievelijk van één van de Subraden.

Artikel 3

  • Doel, domicilie

    3.1 De gebruikersraad oordeelt over en doet gevraagd en ongevraagd voorstellen tot verbetering van de kwaliteit van de taakuitvoering. Tevens geeft de gebruikersraad advies over het concept tarievenvoorstel dat door het CBR aan het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt uitgebracht. De gebruikersraad komt hiertoe door het geven van adviezen over de taakuitvoering. De gebruikersraad komt daartoe periodiek in overleg bijeen. Het CBR informeert en overlegt met de gebruikersraad over de kwaliteit van de taakuitvoering en het concept tarievenvoorstel.

    3.2 De gebruikersraad houdt kantoor op het adres van de hoofdvestiging van het CBR, te Rijswijk.

Artikel 4

  • Algemeen

    4.1 De gebruikersraad bestaat uit de centrale gebruikersraad CBR en de drie Subraden. De Subraden zijn de geschiktheidsraad, de opleidingsraad en de logistiek, transport en personenvervoer raad.

    4.2 De centrale gebruikersraad CBR is samengesteld uit de leden.

    4.3 De voorzitter van de centrale gebruikersraad CBR is - conform het bepaalde in artikel 6.7 - de algemeen directeur van het CBR. De voorzitters van de Subraden zijn de daartoe in de artikelen 8.5, 9.6 en 10.6 gekozen personen.

    4.4 De secretaris wordt door het CBR aangewezen. De secretaris is uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de voorzitters van de centrale gebruikersraad CBR en de Subraden. De secretaris is verantwoordelijk voor de logistieke en administratieve ondersteuning van de centrale gebruikersraad CBR.

Artikel 5

  • Aanwijzende organisaties

    5.1 Organisaties worden door het CBR benoemd als aanwijzende organisatie door middel van een benoemingsbrief. In deze benoemingsbrief staat:

    a. het verzoek om een lid aan te wijzen voor de centrale gebruikersraad;

    b. de kernproducten waarvan deze de kwaliteit in het bijzonder zal beoordelen; en

    c. de subraad waarin het lid zal zitting nemen en het daarbij behorende aandachtsgebied.

    Met de aanvaarding van de benoeming aanvaardt de aanwijzende organisatie de toepasselijkheid van het reglement.

    5.2 Een aanwijzende organisatie brengt het CBR tijdig en schriftelijk op de hoogte van de persoon die zij als lid wil aanwijzen. Als het CBR bezwaren heeft tegen een voorgenomen aanwijzing, dan zal zij dat binnen vier weken na het bericht van de aanwijzende organisatie laten weten en zullen de aanwijzende organisatie en het CBR overleggen over een voor beiden bevredigende oplossing. De zittingstermijn van het lid wordt vastgesteld door de aanwijzende organisatie.

    5.3 Voor een benoeming tot aanwijzende organisatie gelden de volgende voorwaarden:

    a. de organisatie overlegt een bewijs van inschrijving in het Nederlandse Handelsregister alsmede een afschrift van de statuten of reglementen van de organisatie;

    b. de organisatie heeft geen commercieel oogmerk, tenzij anders vermeld in het reglement;

    c. de organisatie beschikt over kennis, expertise en ervaring die relevant is voor de taakuitvoering;

    d. de organisatie vertegenwoordigt een brede achterban;

    Als de inschrijving in het Handelsregister dan wel de statuten of reglementen wijzigen, dient dit binnen een redelijke termijn aan het CBR te worden doorgegeven. Het CBR zal daarna toetsen of nog aan de voorwaarden voor deelname aan de subraad wordt voldaan.

    5.4 Het CBR kan de benoeming tot aanwijzende organisatie en/of het hieraan verbonden lidmaatschap van de gebruikersraad intrekken indien:

    a. de aanwijzende organisatie geen gebruik maakt van haar recht tot aanwijzing van een lid voor de gebruikersraad;

    b. de doelstellingen, het beleid en/of de structuur van de aanwijzende organisatie verandert;

    c. de aanwijzende organisatie niet langer voldoet aan de voorwaarden genoemd in het reglement;

    d. de aanwijzende organisatie en/of het lid zich niet houdt aan de geheimhoudingsplicht uit artikel 6.6 en 7.7;

    e. de aanwijzende organisatie en/of het lid naar het oordeel van het CBR wangedrag vertoont en/of zich schuldig maakt aan het (mede)plegen van een strafbaar feit;

    Het CBR brengt de aanwijzende organisatie schriftelijk op de hoogte van de intrekking en verzoekt indien nodig om een nieuw lid aan te wijzen.

    5.5 Als een lid niet kan deelnemen aan een vergadering van de gebruikersraad, wijst de aanwijzende organisatie een plaatsvervangend lid aan. Een vervanging wordt voorafgaand aan de vergadering aan de secretaris gemeld. Als het CBR bezwaren heeft tegen een voorgenomen vervanging, dan zal hij dat binnen een redelijk termijn na het bericht van de aanwijzende organisatie laten weten en zullen de aanwijzende organisatie en het CBR overleggen over een voor beiden bevredigende oplossing.

    5.6 Als een aanwijzende organisatie ophoudt te bestaan, surseance van betaling aanvraagt dan wel failliet wordt verklaard, wordt de benoeming en het hieraan verbonden lidmaatschap met onmiddellijke ingang als ingetrokken beschouwd zonder dat daar verdere maatregelen van de zijde van het CBR voor nodig zijn.

    5.7 Een aanwijzende organisatie kan besluiten de benoeming terug te geven. Dit gebeurt schriftelijk.

    5.8 Het CBR kan besluiten een nieuwe aanwijzende organisatie te benoemen. Het CBR zal dat niet doen zonder daaraan voorafgaand de aanwijzende organisaties van de betreffende subraad te hebben gehoord en hun standpunt(en) in overweging te hebben genomen.

Artikel 6

  • Centrale gebruikersraad

    Centrale gebruikersraad

    6.1 De centrale gebruikersraad CBR komt jaarlijks in september bijeen. Dit gebeurt op een door het CBR te bepalen datum. Tijdens de vergadering zal het CBR de centrale gebruikersraad CBR in ieder geval informeren en met de centrale gebruikersraad CBR overleggen over het jaarlijkse concept tarievenvoorstel. Daarnaast zal het CBR de centrale gebruikersraad informeren over ontwikkelingen die van belang zijn voor de kwaliteit van de taakuitvoering. Tevens worden onderwerpen besproken die door de leden uiterlijk vier weken voorafgaand aan de vergadering zijn geagendeerd. De voorwaarde die aan deze onderwerpen wordt gesteld is dat zij binnen de context van de centrale gebruikersraad vallen.

    6.2 Tijdens de vergadering kunnen door de centrale gebruikersraad adviezen worden gegeven aan het CBR. Dit kan op verzoek van het CBR of op eigen initiatief van de leden gebeuren.

    6.3 Een Advies kan buiten de vergadering om worden gegeven indien het schriftelijk en met instemming van de voorzitter binnen een door de voorzitter bepaalde redelijke termijn wordt ingediend bij de secretaris.

    6.4 Als het CBR een Advies geheel of gedeeltelijk niet overneemt, gebeurt dit onder opgave van redenen.

    6.5 De uitnodiging voor de vergadering wordt uiterlijk vier weken voor de datum van de vergadering aan de leden gezonden. De uitnodiging gaat vergezeld van een concept agenda en de bij de agenda behorende stukken. Op dat moment nog niet beschikbare stukken, worden zo snel mogelijk nagezonden. De secretaris stelt in overleg met de voorzitter de concept agenda op. Via de secretaris kunnen onderwerpen voor de vergadering worden geagendeerd.

    6.6 De vergadering is niet openbaar. Het CBR kan besluiten dat stukken vanwege de aard of de inhoud daarvan alleen onder geheimhouding kunnen worden verstrekt. In dat geval zullen de stukken als vertrouwelijk worden aangemerkt en als zodanig door de Leden worden behandeld. Dit geldt ook voor hetgeen hierover mondeling tijdens de vergadering is gewisseld en de verslaglegging daarvan. Op voorwaarde van vertrouwelijkheid mogen de aanwijzende organisaties en door de leden ingeschakelde deskundigen wel kennis nemen van de stukken of de inhoud daarvan. De vertrouwelijkheid duurt voort na beëindiging van het lidmaatschap dan wel de benoeming tot aanwijzende organisatie. Een overtreding van de geheimhoudingsplicht kan ertoe leiden dat het lidmaatschap of de benoeming wordt beëindigd. Ook kan het leiden tot aansprakelijkheid jegens het CBR voor de door het CBR geleden schade.

    6.7 De vergadering vindt plaats onder voorzitterschap van de algemeen directeur van het CBR. De voorzitter wijst een vicevoorzitter aan. De verslaglegging vindt plaats door de secretaris. Het concept verslag wordt binnen redelijke termijn na de vergadering aan de leden gezonden.

    6.8 De vergadering kan altijd worden bijgewoond door een of meer vertegenwoordigers van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en een of meer medewerkers van het CBR.

Artikel 7

  • Subraden, algemeen

    7.1 De Subraden overleggen en adviseren over de Aandachtsgebieden. De Subraden zijn; de geschiktheidsraad, de opleidingsraad en de logistiek, transport en personenvervoer raad.

    7.2 De leden van een subraad bestaan uit natuurlijke personen die door een aanwijzende organisatie zijn aangewezen. Een lid zal handelen volgens de aanwijzingen zoals aangegeven in de benoemingsbrief en in overeenstemming met het reglement. Een lid kan zich in een vergadering laten vergezellen door een vooraf bij de voorzitter van de subraad aangemelde deskundige op het desbetreffende Aandachtsgebied.

    7.3 Een subraad adviseert in beginsel niet over een Aandachtsgebied van een andere subraad. Als een overleg of een (voorgenomen) Advies gaat over een onderwerp dat tot het Aandachtsgebied van twee of meer Subraden behoort, dan wordt er op verzoek van een subraad door de betreffende voorzitter een gezamenlijke vergadering georganiseerd. Subraden komen ook bijeen in gezamenlijke vergadering als de directie dat wenselijk vindt gezien de aard van een overleg of (verzocht) Advies.

    7.4 Indien een (lid van een) subraad wenst te adviseren over een specifiek thema dat behoort tot het aandachtsgebied van een andere subraad, dan wordt de voorzitter van de betreffende subraad verzocht om een vergadering te organiseren, waarvoor terzake deskundige leden uit de Subraden worden uitgenodigd. Een vergadering over een specifiek thema wordt ook georganiseerd als de directie dat wenselijk vindt gezien de aard van een overleg of (verzocht) Advies.

    7.6 Een lidmaatschap eindigt ingeval van:

    a. het verstrijken van de benoemingstermijn van de aanwijzende organisatie;

    b. het verstrijken van de benoemingstermijn van het lid;

    c. een schriftelijke intrekking van de aanwijzing van het lid door de aanwijzende organisatie of het CBR;

    d. een schriftelijk gedane mededeling van het lid dat hij/zij het lidmaatschap opzegt;

    e. intrekking of teruggave van de benoeming van de aanwijzende organisatie;

    f. het overlijden van het lid. In de gevallen b. c. d. en f. zal de aanwijzende organisatie binnen een zo kort mogelijke termijn een nieuw lid aanwijzen.

    7.7 Het bepaalde in 6.6 van het reglement is ook van toepassing op vergaderingen van de Subraden.

    7.8 De vergaderingen kunnen altijd worden bijgewoond door een of meer vertegenwoordigers van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en een of meer medewerkers van het CBR.

    7.9 Elke subraad heeft de mogelijkheid een klankbordgroep, en/of werkgroep op te zetten. Het is aan de voorzitter van de subraad of aan de leden gezamenlijk om hier een initiatief in te nemen. De doelstelling, samenstelling en duur van een klankbordgroep, en/of werkgroep worden door de subraad nader bepaald.

    7.10 In uitzonderlijke gevallen kunnen de leden van een subraad bij unaniem besluit adviseren dat een organisatie de status van aanwijzende organisatie kan behouden of als aanwijzende organisatie kan toetreden zonder te voldoen aan een of meer van de in dit reglement opgenomen voorwaarden. Het CBR kan alleen om dwingende redenen dit advies terzijde leggen.

    7.11 In uitzonderlijke gevallen kan het CBR besluiten dat een organisatie de status van aanwijzende organisatie kan behouden of als aanwijzende organisatie kan toetreden zonder te voldoen aan een of meer van de in dit reglement opgenomen voorwaarden. Het besluit kan alleen worden genomen nadat daarover eerst overleg is gevoerd met de leden van de betreffende subraad.

Artikel 8

  • Geschiktheidsraad

    8.1 Het Aandachtsgebied van de geschiktheidsraad is:

    a. kwaliteit van de procedures van de geschiktheidsbeoordeling in het kader van de Gezondheidsverklaringsprocedure; en

    b. kwaliteit van de procedures van de in het kader van de mededelingenprocedure opgelegde maatregelen. De geschiktheidsraad brengt met inachtneming van het Aandachtsgebied, gevraagd en ongevraagd, adviezen uit over de kwaliteit van de taakuitvoering en hoe deze te verbeteren.

    8.2 De geschiktheidsraad heeft maximaal negen leden. De aanwijzende organisaties voor de geschiktheidsraad zijn opgenomen in Bijlage 1 van het reglement. De vertegenwoordiging vanuit het CBR bij de geschiktheidsraad is in handen van de divisiemanager Rijgeschiktheid.

    8.3 In aanvulling op artikel 5.3 geldt voor alle aanwijzende organisaties dat sprake moet zijn van een landelijke vertegenwoordiging.

    8.4 De benoeming van de aanwijzende organisaties is voor een periode van vier jaar en kan na wederzijdse instemming telkens met een periode van vier jaar worden verlengd.

    8.5 Artikel 6 en 7 zijn van toepassing op de geschiktheidsraad. De voorzitter van de geschiktheidsraad is de divisiemanager Rijgeschiktheid. De in artikel 6.5 bedoelde uitnodigingstermijn is ten minste twee weken. De overlegdata worden vastgesteld door de geschiktheidsraad. Waar in artikel 6 “leden” staat moet daarvoor worden gelezen “leden geschiktheidsraad”.

    8.6 De geschiktheidsraad komt ten minste één keer per jaar bijeen. Op verzoek van de geschiktheidsraad of de directie vinden er meerdere overleggen plaats.

Artikel 9

  • Opleidingsraad

    9.1 Het Aandachtsgebied van de opleidingsraad is de mate waarop de rij- en theorieopleidingen aansluiten op de beoordelingen (examens) van rijvaardigheid en theoretische kennis en de (administratieve) processen rondom de examinering. De opleidingsraad brengt met inachtneming van het Aandachtsgebied, gevraagd en ongevraagd, adviezen uit over de kwaliteit van de taakuitvoering en hoe deze te verbeteren.

    9.2 De opleidingsraad heeft maximaal zeven leden. De aanwijzende organisaties voor de opleidingsraad zijn opgenomen in bijlage 2 van het reglement. De vertegenwoordiging vanuit het CBR bij de opleidingsraad is in handen van de divisiemanager Rijvaardigheid en de divisiemanager Theorie. De divisiemanager CCV kan de vergaderingen bijwonen en kan ook kennis nemen van de agendapunten en relevante stukken.

    9.3 In afwijking van artikel 5.3 sub b kunnen maximaal drie individuele opleiders als aanwijzende organisatie worden benoemd door het CBR. Indien de aanwijzende organisatie een individuele opleider is voor theorie-examens geldt in aanvulling op de voorwaarden in artikel 5.3 dat hij minimaal 2000 theorie-examens voor rijbewijscategorie B reserveert bij het CBR per kalenderjaar, welke daadwerkelijk leiden tot een examenafname. Daarnaast moet een aanzienlijk deel van de bedrijfsvoering bestaan uit het geven van theorieopleidingen. Indien de aanwijzende organisatie een individuele opleider is voor praktijkexamens geldt in aanvulling op de voorwaarden in artikel 5.3 dat hij minimaal 1000 eerste praktijkexamens voor rijbewijscategorie B reserveert bij het CBR per kalenderjaar, welke daadwerkelijk leiden tot een examenafname. Daarnaast moet een aanzienlijk deel van de bedrijfsvoering bestaan uit het geven van rijopleidingen. Als het aantal aanmeldingen het maximale aantal van drie individuele opleiders overschrijdt, bepaalt het CBR op basis van motivering en geografische spreiding welke opleiders als aanwijzende organisatie worden benoemd.

    9.4 In aanvulling op artikel 5.3 geldt voor alle aanwijzende organisaties dat sprake moet zijn van een landelijke vertegenwoordiging.

    9.5 De benoeming van de aanwijzende organisaties is voor een periode van vier jaar en kan na wederzijdse instemming telkens met een periode van vier jaar worden verlengd. Voor de individuele opleiders die tot aanwijzende organisatie zijn benoemd geldt een periode van twee jaar.

    9.6 Artikel 6 en 7 zijn van toepassing op de opleidingsraad. De vergadering vindt plaats onder co-voorzitterschap van de divisiemanager Rijvaardigheid en de divisiemanager Theorie. De in artikel 6.5 bedoelde uitnodigingstermijn is ten minste twee weken. De overlegdata worden vastgesteld door de opleidingsraad. Waar in artikel 6 “leden” staat, moet daarvoor worden gelezen “leden opleidingsraad”.

    9.7 De opleidingsraad komt ten minste één keer per jaar bijeen. Op verzoek van de opleidingsraad of de directie vinden er meerdere overleggen plaats.

Artikel 10

  • Logistiek, transport en personenvervoer raad

    10.1 Het Aandachtsgebied van de logistiek, transport en personenvervoer raad is de mate waarop de dienstverlening van het CBR (divisie CCV), bestaande uit de examinerende, certificerende en toezichthoudende taken, aansluit op de beroepsvereisten in de logistieke, transport en personenvervoer sector. Meer specifiek in hoeverre de inhoud van de examens en de certificerende activiteiten, en de operationele gang van zaken rond de dienstverlening, aansluiten bij de wensen en verwachtingen van de beroepspraktijk. De logistiek, transport en personenvervoer raad brengt met inachtneming van het Aandachtsgebied, gevraagd en ongevraagd, adviezen uit over de kwaliteit van de taakuitvoering en hoe deze te verbeteren. Meer specifiek adviseert de logistiek, transport en personenvervoer raad over:

    a. het ontwikkelen, wijzigen of opheffen van examens;

    b. het introduceren, wijzigen of opheffen van voor vervoer of logistiek benodigde documenten;

    c. vakbekwaamheidseisen en kwalificatiestructuren;

    10.2 De logistiek, transport en personenvervoer raad heeft maximaal dertig leden. De logistiek, transport en personenvervoer raad is onderverdeeld in vijf kamers; kamer I: logistiek, transport en personenvervoer over de Weg, kamer II: logistiek, transport en personenvervoer over het Water, kamer III: logistiek, transport en personenvervoer Luchtvaart; kamer IV: logistiek, transport en personenvervoer rijbewijscategorie T en kamer V: logistiek, transport en personenvervoer recreatievaart. De aanwijzende organisaties zijn opgenomen in Bijlage 3 van het reglement. De vertegenwoordiging vanuit het CBR bij de logistiek, transport en personenvervoer raad is in handen van de divisiemanager CCV. De divisiemanager Theorie kan de vergaderingen bijwonen.

    10.3 De kamers van de logistiek, transport en personenvervoer raad vergaderen in beginsel onafhankelijk van elkaar. adviezen kunnen door de kamers ook onafhankelijk van elkaar worden gegeven.

    10.4 De benoeming van de aanwijzende organisaties is voor een periode van vier jaar en kan na wederzijdse instemming telkens met een periode van vier jaar worden verlengd.

    10.5 Artikel 6 en 7 zijn van toepassing met dien verstande dat de leden van iedere kamer een eigen voorzitter kiezen. De overkoepelende voorzitter van de logistiek, transport en personenvervoer raad is de divisiemanager CCV. De in artikel 6.5 bedoelde uitnodigingstermijn is ten minste twee weken. De overlegdata worden vastgesteld door de logistiek, transport en personenvervoer raad. Waar in artikel 6 “leden” staat, moet daarvoor worden gelezen “leden logistiek, transport en personenvervoer raad”.

    10.6 De kamers van de logistiek, transport en personenvervoer raad komen ten minste één keer per jaar bijeen. Op verzoek van de kamers of de directie vinden er meerdere overleggen plaats.

Artikel 11

  • Verslaggeving

    Jaarlijks brengt het CBR aan het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verslag uit van de in het voorafgaande kalenderjaar door de gebruikersraad uitgebrachte adviezen. In dat verslag wordt aangegeven in hoeverre het CBR de adviezen heeft opgevolgd en – waar dat niet het geval is – de (gecategoriseerde) redenen waarom opvolging van adviezen niet heeft plaatsgevonden. Een verslag op hoofdlijnen is onderdeel van het jaarverslag van het CBR. Het concept tarievenvoorstel dat aan het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt toegezonden gaat vergezeld van de adviezen die hierover zijn gegeven.

Artikel 12

  • Overige

    12.1 Dit reglement kan alleen worden gewijzigd nadat daarover overleg is gevoerd met de gebruikersraad.

    12.2 In afwijking van artikel 12.1 kunnen de artikelen 8, 9 en 10 van het Reglement worden gewijzigd nadat daarover overleg is gevoerd met de Leden van de betreffende Subraad.

    12.3 In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de voorzitter van de centrale gebruikersraad CBR.

Bijlage 1

  • Aanwijzende organisaties geschiktheidsraad

    a. Landelijke Huisartsen Vereniging

    b. Nederlandse Vereniging voor Arbeid- en Bedrijfsgeneeskunde

    c. Diabetesvereniging Nederland

    d. Auto Aanpassers Nederland (RAI Vereniging)

    e. Sectorinstituut transport en logistiek

    f. Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen

    g. Vereniging KBO-PCOB

    h. Veilig Verkeer Nederland

Bijlage 2

  • Aanwijzende organisaties opleidingsraad

    a. Vereniging BOVAG

    b. Vereniging Federatie Autorijschool Management

    c. Vereniging Rijschool Belang

    d. LBKR

    e. ANWB Rijopleiding BV

    f. Nutheorie

    g. [naam individuele opleider]

Bijlage 3

  • Aanwijzende organisaties logistiek-, transport- en personenvervoerraad

    Aanwijzende Organisaties voor kamer weg zijn:

    a. Vereniging CNV Vakmensen

    b. Vereniging Evofenedex

    c. Vereniging FNV Bondgenoten

    d. Vereniging Koninklijk Nederlands Vervoer

    e. Vereniging transport en logistiek Nederland

    Aanwijzende organisaties voor kamer water zijn:

    a. Vereniging Centraal Bureau voor de Rijn- & Binnenvaart

    b. Vereniging Nautilus International

    c. BLN-Schuttevaer

    Aanwijzende organisaties voor kamer luchtvaart zijn:

    a. KLM Flightacademy

    b. Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV)

    c. Aircraft Owners & Pilot Association Netherlands (AOPA)

    d. Netherlands Association of Commercial Aviation (NACA)

    e. Klankbordgroep opleidingsinstituten

    Aanwijzende organisaties voor kamer T zijn:

    a. Vereniging transport en logistiek Nederland

    b. Vereniging EVO

    c. Brancheorganisatie voor hoveniers (VHG)

    d. Belangenbehartiger van bouwmachines, magazijninrichtingen, wegenbouwmachines en transportmaterieel (BMWT)

    e. Land en Tuinbouw Organisatie (LTO)

    f. Bouwend Nederland

    g. Branchevereniging voor bedrijven in de Landbouwtechniek, Veehouderijtechniek, Groentechniek, Tuinbouwtechniek en Industrie & Intern transport (Fedecom)

    h. Brancheorganisatie voor ondernemers in groen, grond en infra (Cumela)

    i. Vakvereniging Het Zware Corps (HZC).

    Aanwijzende organisaties voor kamer recreatievaart zijn:

    a. Koninklijke Nederlandsche Motorbootclub (KNMC)

    b. Nederlandse Waterski en Wakeboard Bond (NWWB)

    c. Reddingsbrigade Nederland (KNBRD)

    d. Watersportverbond

    e. Koninklijke BLN-Schuttevaer

    f. Netwerk Waterrecreatie

    g. Samenwerkingsverband Varen doe je Samen (WN)

feedback