
De eisen aan het gezichtsvermogen voor het verkeer, zowel groep 1 rijbewijzen als groep 2, staan in hoofdstuk 3 van de Regeling eisen geschiktheid 2000.
Ook behandelend oogartsen kunnen deze normen gebruiken voor adviezen aan hun patiënten.
Regelmatig bereiken de Werkgroep Ergoftalmologie vragen van oogartsen over gebieden die niet duidelijk in de Regeling zijn beschreven. Voor deze vraagstukken heeft de Werkgroep een advies opgesteld, dat ook op de website is terug te vinden:
Adviezen van deze NOG werkgroep
Het betreft de volgende adviezen:
Plotselinge verminderde functie van één oog
Een veelvoorkomende situatie waar de wetgever geen uitspraken over doet is een plotselinge verminderde functie van één oog, zonder dat er sprake is van een volledig verlies (blindheid). Na een oogoperatie is er soms tijdelijk sprake van zo'n situatie. In bepaalde situaties adviseren wij hier ook een gewenperiode van drie maanden, ook als het andere oog op zich voldoende ziet voor het rijbewijs. Deze situaties zijn:
- Een daling van de gezichtsscherpte met beide ogen samen kijkend (in situaties waar het aangedane oog oorspronkelijk het beste oog was, maar het andere oog op zich nog wel aan de eisen voldoet)
- Een afname van het gezichtsveld als het buitenste deel van het gezichtsveld van het aangedane oog niet meer functioneert, d.w.z. het deel dat niet overlapt met het andere oog.
- Het verlies van stereoscopie.
- Beeldvervorming in het aangedane oog, dat stoort bij kijken met twee ogen.
Dubbelzien
Autorijden met (hinderlijk) dubbelzien is niet toegestaan. Wanneer het dubbelzien niet verholpen kan worden met een operatie of prismabril, dan kan men autorijden met één oog afgedekt. Ook hiervoor geldt een gewenperiode van drie maanden.
Deze informatie is hier terug te lezen: