Binnenvaart

Erkenningsrichtlijn binnenvaartsimulatoren

Binnenvaartsimulator

Algemeen

Het Europees comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (CESNI) heeft kwalificatiestandaarden vastgelegd in de Richtlijn (EU)2017/2397) ‘De Europese standaard voor kwalificaties in de binnenvaart’ (ES-QIN).
Het CBR, divisie CCV afdeling Binnenvaart (hierna: CCV) verzorgt in Nederland de examens die leiden tot bovengenoemde kwalificaties in de binnenvaart.

Het praktijkgedeelte van deze examens vindt in Nederland bij voorkeur plaats in een simulatoromgeving. In de voorliggende notitie is vastgelegd aan welke criteria binnenvaartsimulatoren moeten voldoen om te kunnen worden ingezet als examenlocatie. Het doel is om de zekerheid te bieden dat de simulator en/of simulaties een voldoende realistisch niveau hebben, in overeenstemming met de exameneisen.

Als na een audit blijkt dat de binnenvaartsimulator voldoet aan de in deze richtlijn gestelde eisen, stuurt CCV een bevestiging, waaruit blijkt dat de binnenvaartsimulator is goedgekeurd en is toegelaten als examenlocatie. De erkenning is vijf (per 2022 tien) jaar geldig. Op verzoek van de beheerder/eigenaar van de binnenvaartsimulator wordt het certificaat van goedkeuring op voordracht van de betreffende Technische Commissie (TC) door CCV verlengd. CCV kan hiervoor een nieuwe audit afnemen.
De kosten voor een audit zijn voor rekening van de eigenaar/beheerder van de binnenvaartsimulator.

Als tussentijds blijkt dat de binnenvaartsimulator niet meer voldoet aan de in deze richtlijn gestelde eisen, neemt CCV contact op met de beheerder/eigenaar. Indien het een aanpassing betreft, geeft CCV een schriftelijke motivatie. Als de binnenvaartsimulator nog steeds niet voldoet na twee contactmomenten op initiatief van CCV en een aanpassingstijd van twee maanden, dan bestaat de mogelijkheid dat CCV de bevoegdheid intrekt.

Deze notitie geeft criteria voor de (fysieke) inrichting, de hardware en de software voor de betreffende binnenvaartsimulatoren. De criteria worden voorafgegaan door een korte beschrijving van de examensituatie.

Standaarden voor de goedkeuring van simulatoren (ES-QIN Deel III)

In dit ES-QIN zijn de Standaarden voor de technische en functionele vereisten die van toepassing zijn op binnenvaart- en radarsimulatoren vastgelegd. Praktijkexamens ter verkrijging van de specifieke vergunning voor het varen met behulp van radar worden in Nederland al geruime tijd door middel van een radarsimulator afgenomen. Ook bij het Praktijkexamens Schipper 3 wordt nu (2020) al een binnenvaartsimulator gebruikt. De daarvoor ontwikkelde standaard die deze erkenningsrichtlijn weergeeft voldoet minimaal aan de eerdergenoemde standaard ES-QIN.
Deze Erkenningsrichtlijn binnenvaart- en radarsimulatoren bestaat uit een deel A radarsimulatoren en een deel B binnenvaartsimulatoren.

Beschrijving van de examenorganisatie

Het praktijkexamen wordt afgenomen door middel van een binnenvaartsimulator. Wanneer de examenkandidaat in de stuurhut het voorgelegde vaarprogramma op de binnenvaartsimulator aflegt, is hierbij een examinator aanwezig. In een aparte operatorruimte zijn aanwezig de operator, één of meerdere examinatoren en een dagvoorzitter (aantal examinatoren afhankelijk van het aantal stuurhutten). De examinatoren volgen de verrichtingen van de kandidaat in de stuurhut en vanuit de operatorruimte. De weergave in de operatorruimte (uit historisch perspectief genoemd de uitkijk) zijn een weergave van de visuele beelden (monitoren, radarscherm en dergelijke) in de stuurhut. Een en ander wordt verder in dit document gespecificeerd.

Algemene eisen

De algemene eisen aan de binnenvaartsimulator zijn als volgt:

  1. De binnenvaartsimulator moet functioneren volgens en het stuurhuis moet ingericht en uitgerust zijn zoals omschreven in Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (ES-TRIN), vastgelegd en vastgesteld door het Europees comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (CESNI). Met name het ‘buitenzicht1’ moet voldoen aan artikel 7.02 ES-TRIN.
  2. De binnenvaartsimulator moet functioneren volgens en het stuurhuis moet tevens ingericht en uitgerust zijn volgens de Standaarden voor de technische en functionele vereisten die van toepassing zijn op binnenvaartsimulatoren en radarsimulatoren (ES-QIN), vastgelegd en vastgesteld door het CESNI.
  3. Deze erkenningsrichtlijn is ontstaan uit decennialange opgedane ervaring (radarsimulatie) en ook actuele ervaring bij de praktijkexamens en is geschreven op de Nederlandse situatie. Bij verschillen, extra of hogere eisen tussen deze Richtlijn en de Standaard ES-QIN geldt deze Erkenningsrichtlijn.
  4. Het stuurhuis moet ergonomisch ingericht zijn volgens de Europese norm CEN/TC15 N 163 D.

1 Tussen aanhalingstekens omdat hier gebruik gemaakt wordt van monitoren, die het buitenbeeld gesimuleerd weergeven.

Eisen met betrekking tot de fysieke inrichting

Stuurhuis

  1. Het stuurhuis moet functioneel ingericht zijn als een eenmansstuurstelling zoals omschreven in ES-TRIN.
  2. Het stuurhuis moet ingericht zijn met twee ‘VHF-installaties2’ geschikt schip-schip verkeer en voor nautische informatie. Tevens moet een intercomsysteem of portofoonsets aanwezig zijn voor de communicatie intern op het schip.
  3. Het weergegeven zicht naar ‘buiten’ middels monitoren moet voldoen aan artikel 7.02 ES-TRIN.
  4. Naast en zoals voorgeschreven in ES-TRIN moet het stuurhuis (c.q. het vanuit dit stuurhuis te bedienen gesimuleerde scheepsmodel) ingericht en uitgerust zijn met de volgende navigatiemiddelen:

2 Tussen aanhalingstekens omdat de installatie het VHF-verkeer simuleert.

  • Elektronisch bediende stuurmachine met de mogelijkheid voor weg- en tijdafhankelijk en stuurautomaatbediening
  • Actieve boegbesturing (kopschroef, minimaal tweewegsysteem)
  • De bediening van de voortstuwingsinstallatie moet uitgerust zijn met minimaal 2 handels (voor aansturing één- en dubbelschroefschepen)
  • Bediening boeg- en achteranker(s)
  • Dieptemeter
  • Een instelbare AIS (automatisch informatiesysteem) met daaraan gekoppeld Inland-ECDIS (uitsluitend in informatiemodus), met daarin actuele kaarten (Electronic Nautical Charts – ENC’s)
  • Het examenschip moet uitgerust zijn met in de binnenvaart geschikte sets buitencamera’s, die voldoen aan het aanhangsel 2 ESI-II-6 ‘adequate hulpmiddelen inzicht in dode hoeken’, pagina 435 (ES-TRIN). Het verkregen beeld moet gesimuleerd dezelfde kwaliteit en zichtbaarheid hebben als bedoeld in genoemde paragrafen. De camera’s geven een tweedimensionaal zicht. Het camerabeeld wordt op separate monitoren weergegeven. Deze set camera’s bestaan uit:
    • Aan zowel stuurboord als bakboord één camera die een gesimuleerd beeld geeft alsof deze gemonteerd is in de nabijheid van het boordlicht op het achterschip en zicht geeft langs het gangboord, richting voorschip. Deze camera heeft een vaste brandpuntsafstand. De brandpuntsafstand moet zo gekozen zijn dat minimaal het gangboord richting voorschip gemonitord kan worden.
    • In de voormast, een vergelijkbaar camerabeeld. Deze camera kan vanuit het stuurhuis bediend worden, horizontaal, zowel links als rechtsom over de gehele (360⁰) horizon en verticaal minimaal rechtstandig naar beneden (dekniveau) tot horizontaal. Deze camera heeft een variabele brandpuntsafstand (zoomfunctie).Een rivierradar zoals beschreven in deel A van de erkenningsrichtlijn.

Binnenvaartsimulator / Bedieningsruimte

  1. Er moet een afzonderlijke ruimte zijn waarin de operator en examinator(en) kunnen plaatsnemen. De examinator moet de radarbeelden, het buitenzicht en de beelden van de camera’s van de schepen van de examenkandidaten, alsmede de hieronder bij 5 genoemde parameters goed kunnen waarnemen. Het buitenzicht en de camera’s mogen gecombineerd worden weergegeven, behoeven niet dezelfde kwaliteit zoals in het stuurhuis, maar moet wel onderscheidend zijn.
  2. De stuurhut(ten) en de operatorruimte moeten allen gescheiden van elkaar zijn en zoveel mogelijk geluidsdicht.
  3. Zowel de stuurhut als de operatorruimte moeten zijn ingericht met twee marifoons, die functioneel voldoen aan de eisen voor de binnenvaart. Dit geldt ook voor de genoemde intercominstallatie en/of portofoons.
  4. De operator moet duidelijk kunnen zien op welk marifoonkanaal de examenkandidaat werkt, zonder dat hij daarvoor veel handelingen moet verrichten.
  5. Vanuit de operatorruimte moeten de voor navigatie belangrijke parameters van elk examenschip te allen tijde waarneembaar zijn. De parameters welke minimaal zichtbaar moeten zijn: roerstand, boegschroef, instelling bediening stuurmachine (weg- of tijdafhankelijk of stuurautomaat), bochtaanwijzer, blauw bord c.q. knipperlicht, voortstuwing (richting en omw./min), snelheid en fluitlicht.

Vergaderruimte examencommissie

In de directe omgeving van de simulatorruimte moet een geschikte ruimte zijn waar de examencommissie zich ongestoord kan terugtrekken om te beraadslagen, examenuitslagen vast te stellen en deze aan kandidaten mee te delen. In verband met de aanwezigheid van examenadministratie moet deze ruimte afsluitbaar zijn.

Eisen met betrekking tot de hardware

  1. Het gevaren examenscenario moet kunnen worden opgeslagen en nadien kunnen worden afgespeeld. Ook de gesprekken via de marifoon, intercom en/of portofoon tussen de kandidaat en de instructeur moeten opgenomen worden. Na afsluiting van de examensessie worden standaard de examens opgeslagen, maar na afloop moeten de opgenomen beeld- en geluidsopnamen, als er over iedere kandidaat een besluit (geslaagd/gezakt) is genomen, worden gewist.
  2. Opslag examenscenario’s. De examenscenario’s moeten opgeslagen worden in een door een wachtwoord beschermd medium. Afhankelijk van de IT-omgeving van de locatie kan dit geheugenruimte zijn op een softwaredongel, een USB-stick of een afgeschermde map op de computer van de simulator.
  3. De radarinstallatie moet voldoen aan de eisen voor de type goedgekeurde binnenvaartradarinstallaties beschreven in het ES-TRIN.
  4. Tijdens een examen mogen maximaal drie stuurhutten tegelijkertijd worden bediend.

Eisen met betrekking tot de software

  1. Tijdens het examen mogen de examenscenario’s van de kandidaten niet aan elkaar gekoppeld zijn.
  2. Buiten- en radarbeeld weergave.
    Er moet sprake zijn van een realistisch radar- en buitenbeeld (doorgaans 50≥ fps). De kwaliteitseisen voor de presentatie van het radarbeeld zijn gelijk aan de eisen in de eerdergenoemde regelgeving voor type goedgekeurde binnenvaartradarinstallaties.
  3. Stromingsbeeld.
    Er dient ten minste sprake te zijn van een tweedimensionaal stromingsbeeld, waarbij de stromingsrichting en stromingskracht van plaats tot plaats kunnen verschillen.
  4. Weergave radarecho.
    De radarecho van de doelschepen moet realistisch worden weergegeven. Het gedrag van doelschepen moet realistisch zijn (bijvoorbeeld manoeuvreergedrag – inclusief achteruitvaren en echo).
  5. AIS.
    Alle doelschepen met een lengte van >20 m moeten op het radarbeeld gepresenteerd worden met de Inland-AIS-gegevens. Deze AIS-gegevens moeten per schip uitgeschakeld kunnen worden.
  6. Positie radarantenne.
    Tijdens een examenscenario is de gesimuleerde positie van de radarantenne op het voorschip of op het achterschip. Tijdens het examen hebben alle examenschepen de radarantenne op dezelfde positie.
  7. Aantal beschikbare examenschepen/doelschepen.
    Er moeten een aantal verschillende soorten doelschepen en examenschepen beschikbaar zijn. Van de examenschepen moeten wiskundige modellen beschikbaar zijn van minimaal de volgende examenschepen: 20-meter schip (zowel als snel schip en ‘normaal’) en een 110-meter schip. Het 110-meterschip moet zowel leeg als geladen kunnen worden ingesteld. In het praktijkexamen moeten doelschepen aanwezig zijn. Tenminste 40 van de navolgende schepen. Een 20, 50, 80, 110, 135 meter schip, een 4–baks, een 6–baks duwstel en een zeeschip (bv 175 x 35 m, minimaal ‘bovenmaats’ in het vaargebied) en gekoppeld samenstel 186,5mx11,45m zijn de doelschepen. Tevens moet er een snel schip als doelschip mogelijk zijn.
  8. Opslag, gebruik examens.
    Het moet mogelijk zijn verschillende examens te programmeren en op te slaan. Zoals eerder vermeld moeten deze examens beveiligd opgeslagen kunnen worden. Tijdens het gebruik van een examenscenario moeten manipulaties mogelijk zijn van alle variabelen in het examen.
  9. Voortstuwing.
    De voortstuwing in alle facetten (enkel- of dubbelschroef- en boegbesturing) moet realistisch zijn en moet reageren op alle externe factoren.
  10. Besturing.
    De besturing van het examenschip moet een volledig mechanische hydraulische – elektrische stuurmachine simuleren en minimaal voldoen aan de parameters uit ES-TRIN (minimum), maar de besturing moet ook realistisch (maximum) plaatsvinden.
  11. Squat/zuiging.
    De effecten van de theorie van Bernoulli in alle facetten (zowel diepte, zijruimte – oever/muur, sluis-pistoneffect en andere schepen in relatie tot waterverplaatsing en snelheid) moeten realistisch aanwezig zijn bij het model van het examenschip.
  12. Wind.
    De invloed van de wind genereert krachten in het horizontale vlak in functie van de actuele windsnelheid en -richting. De wind genereert ook gier- en slingermomenten. De krachten zijn afhankelijk van het lokale zijoppervlak van het examenschip.
  13. Aan de grond lopen.
    Het aan de grond lopen vertraagt het examenschip en is hoorbaar, maar leidt niet in alle gevallen tot stilstand van het examenschip. De operator wordt door het systeem in kennis gesteld van het aan de grond lopen.
  14. Signalering averij.
    Het aan de grond lopen, de examenschip-oever-aanvaring, de vaartuig-vaartuig-aanvaring en de vaartuig-brug-aanvaring worden aan de kandidaat en de operator genotificeerd.
  15. Examenschip – oeveraanvaring.
    De aanvaringen tussen het examenschip en de oever worden in de simulatie ten minste met realistisch geluid gemeld. De binnenvaartsimulatie vertraagt c.q. stopt het examenschip. De berekening van de aanvaring wordt uitgevoerd met een tweedimensionaal model van het examenschip.
  16. Examenschip – doelschip aanvaring.
    De aanvaringen tussen vaartuigen worden in de binnenvaartsimulatie ten minste met geluid gemeld. De simulatie vertraagt het vaartuig. De berekening van de aanvaring wordt uitgevoerd met een tweedimensionale vorm van het vaartuig.
  17. Examenschip – brug aanvaring.
    De examenschip – brug aanvaringen worden gedetecteerd met behulp van een dynamische hoogtewaarde (die overeenkomt met actuele stand van het in hoogte verstelbare stuurhuis en verstelbare voormast). Aanvaringen worden ten minste met geluid gemeld in de simulatie. De simulatie vertraagt het vaartuig.
  18. In hoogte verstelbaar stuurhuis en mast op voorschip.
    De aanvaringshoogte en het gezichtsveld kunnen worden aangepast aan de positie van de brug. Een continue mogelijkheid tot beweging van het in hoogte verstelbaar stuurhuis is voorhanden. Dit geldt ook voor de voormast. Van de in de mast aanwezige verstelbare camera hoeft het beeld niet dynamisch te zijn.
  19. Meertouwen.
    Het visualisatiesysteem toont de dynamiek van zowel het examenschip als de meertouwen (zoals slack, elasticiteit, gewicht, breuk en verbindingen met de afmeerpunten).
  20. Ankeren.
    De ankers van het examenschip kunnen ieder voor zich (hekanker(s) en twee boegankers) worden neergelaten of opgehaald. De waterdiepte en de dynamica (kracht van schip op ketting) worden realistisch gesimuleerd bij overschrijding.. De gestoken ketting (lengte ketting buitenboord) moet functioneel zijn, gelet op massa schip en grip van anker. Dit gaat gepaard met reële geluiden.
  21. Slepen (examenschip en ander vaartuig).
    Tijdens het slepen wordt rekening gehouden met de dynamica van beide vaartuigen en de sleeplijn.
  22. Aansturing doelschepen.
    De aan het verkeer deelnemende doelschepen kunnen vooraf ingestelde routes volgen met realistische wijzigingen van koers en snelheid. De snelheid en te varen route moeten op eenvoudige wijze aangepast kunnen worden.
  23. Bewegingsgedrag.
    Het verloop van een gevaren scenario moet visueel vloeiend zijn, zowel op het buitenbeeld als op het radarscherm.
  24. Invloed van wind.
    De doelschepen reageren dynamisch op gesimuleerde wind. De schepen sturen zichtbaar op (drifthoek).
  25. Invloed van stroming.
    De doelschepen reageren dynamisch op gesimuleerde stroming. De schepen sturen zichtbaar op (drifthoek).
  26. Buitenzicht en formaat.
    Het visualisatiesysteem maakt zicht rond de horizon mogelijk (360 graden). Het horizontale gezichtsveld kan worden verkregen door een vast uitzicht van ten minste 210 graden (ES-QIN) en één of meer schakelbare aanvullende uitzicht(en) voor de rest van de horizon. Het verticale gezichtsveld biedt zicht naar beneden tot aan het water (zodat een realistische dode hoek rond het schip ontstaat) en naar boven tot aan de lucht zoals vanuit een echte stuurstand in het stuurhuis.
  27. Resolutie per frame.
    De resolutie bereikt deze van het menselijk oog. De rasterfrequentie (idealiter > 50 fps, in ieder geval met een realistisch vloeiende weergave) veroorzaakt geen schokkerig beeld.
  28. Verdere detaillering en beeldkwaliteit.
    Het detailniveau van het visualisatiesysteem is beter dan een vereenvoudigde weergave. Het toont onder alle omstandigheden een goed zicht op de navigatiezone.
  29. Wateroppervlakte.
    De golven die door het examenschip en doelschepen worden veroorzaakt variëren met de snelheid van het examenschip of doelschip. Daarbij wordt rekening gehouden me de lokale waterdiepte. De golven die door de wind worden veroorzaakt, komen overeen met de richting en de snelheid van de wind.
  30. Zon, maan, hemellichamen.
    De zon en de maan volgen een cyclus van 24 uur. De posities komen niet exact overeen met de locatie en de datum van de simulatie. Er kunnen willekeurige sterren zichtbaar zijn.
  31. Weersomstandigheden.
    De stationaire hoge wolkenlagen worden afgebeeld. Verder kunnen ook regenbuien, sluierbewolking en mist worden weergegeven.
  32. Omgevingsgeluiden.
    De motorgeluiden van het examenschip worden op een realistische manier weergegeven.
  33. Andere geluidsbronnen vanuit het examenschip (zoals motorgeluid, klikgeluid van knipperlicht bij gebruik van het blauwe bord, geluidssignalen en andere geluiden zoals bij het ankeren).
    Deze geluiden worden realistisch en dynamisch (volume/richting) weergegeven, maar de richting hoeft niet per se bepaald te worden.
  34. Externe geluid.
    De geluiden van aan het verkeer deelnemende vaartuigen zijn te horen.
  35. Interne geluidsinformatie.
    De geluiden van bruginstrumenten worden realistisch gereproduceerd, maar komen uit luidsprekers op de simulatorconsole.
  36. Uitluisteren stuurhuis.
    Vanuit de operatorruimte kunnen alle geluiden worden gehoord die afkomstig zijn vanuit de stuurhuizen van de examenschepen.
  37. Opname stuurhuisgeluiden.
    De geluiden uit het stuurhuis van het examenschip worden synchroon met de simulatie opgenomen.
  38. Waterdiepte.
    De topografie van de bodem wordt gedetailleerd weergegeven door bathymetrische contouren en peilingen of op een andere wijze, maar met een hoge resolutie, voor zover gegevens beschikbaar zijn.
  39. Stroming.
    De stroming kan willekeurig worden gedefinieerd door ten minste tweedimensionale vectorvelden met een hoge resolutie die is afgestemd op de afmetingen van het vaartuig en de zone van het vaarwater. De zones moeten vooral bij havens en kruisingen een gescheiden en realistische invloed hebben.
  40. Getijde.
    In getijdengebieden wordt het getijde gesimuleerd. De getijdentabellen zijn voldoende gevuld met aaneensluitend tweemaal een laag en hoog water. Het examen moet op een aangegeven tijdstip in de gesimuleerde getijdetabelperiode kunnen starten.
  41. Wind.
    De variaties en windvectorvelden kunnen worden gedefinieerd en plaatselijk worden gewijzigd.
  42. 2D-/3D-modellen van stationaire objecten.
    De 2D-alternatieven voor objecten worden alleen gebruikt voor objecten die ver weg zijn en worden niet herkend.
  43. Detailniveau van stationaire objecten.
    Het detailniveau voor bij navigatie nodige objecten moet realistisch en goed zijn. Voor objecten op de oever, zoals gebouwen, mogen versimpelde vormen en oppervlakken gebruikt worden.
  44. Modellen dag/nacht van beweegbare objecten.
    De lichtbronnen die belangrijk zijn voor de navigatie kunnen licht uitstralen met vooraf vastgestelde kenmerken. In het donker kan elk object worden verlicht. Denk daarbij aan sluizen en beweegbare bruggen (openen en sluiten).
  45. 2D-/3D-modellen van beweegbare objecten.
    De tweedimensionale objecten worden alleen gebruikt voor de achtergrond (op grote afstand), zodat deze nauwelijks zichtbaar zijn. In alle andere gevallen worden 3D-modellen ingezet.
  46. Detailniveau objecten, belangrijk voor navigatie.
    Deze objecten worden realistisch weergegeven als de detailgraad wordt verbeterd, ook al worden vormen en oppervlakten versimpeld afgebeeld.
  47. Instelling van navigatielichten en dagtekens doelschepen.
    De getoonde lichten en tekens kunnen afzonderlijk worden geschakeld, dat wil zeggen alle lichten en tekens worden afzonderlijk in de database opgeslagen en geplaatst, volgens de eisen voor echte vaartuigen en de geldende voorschriften voor de gebruikte vaartuigen.
  48. Modellen voor overdag en ’s nachts.
    Het gaat hier over nautische verlichting anders dan het examenschip. De lichtbronnen kunnen ook volgens bepaalde kenmerken (karakters) knipperen, zowel in nacht- als daglichtsterkte.
  49. Golven.
    De zeegang en golfrichting kunnen worden aangepast; het vaartuig beweegt realistisch.
  50. Meeteenheden.
    De simulator gebruikt de eenheden voor de Europese binnenvaart (km, km/h).
  51. Taalopties.
    De gebruikte talen zijn de Nederlands en/of als tweede taal Duits, Engels.
  52. Aantal examens.
    Het moet mogelijk zijn om meerdere kopieën van een examenscenario te laden, op te slaan en te laten lopen, die tijdens de simulatie tegelijkertijd beïnvloed moeten kunnen worden.
  53. Aantal verschillende examenschepen.
    Voor elke brug kan een verschillend examenschip worden geladen.
  54. Gegevensopslag.
    Alle simulatiewaarden die nodig zijn voor de replay van de simulatie, met inbegrip van het beeld en het geluid van de prestaties van de kandidaat, moeten worden opgeslagen.
  55. Replay van het examen op de binnenvaartsimulator.
    In de operatorruimte of ruimte voor de debriefing moet een replay mogelijk zijn. Radiocommunicatie moet opgenomen kunnen worden.
  56. Geluidsisolatie.
    Het stuurhuis moet zoveel mogelijk geluidsdicht zijn. Marifoongesprekken en andere geluiden mogen niet in andere stuurhuizen te horen zijn.
  57. Interferentie.
    Indien meerdere examens tegelijkertijd en in andere stuurhuizen worden gehouden, mogen de examens op geen enkele wijze met elkaar interfereren.

    Overige eisen

  1. De examenscenario’s voor de binnenvaartsimulator moeten aan een aantal eisen voldoen. De eisen staan geformuleerd in het document ‘Eisen aan de examenoefeningen praktijkexamen schipper’. In bijlage 2 is dit document toegevoegd.
  2. Voordat een examenscenario ingezet mag worden, moet deze eerst door CCV zijn goedgekeurd. De procedure is beschreven in het document ‘Procedure goedkeuring examenscenario’s praktijkexamen schipper’. In bijlage 1 is dit document toegevoegd.
  3. Er moet geëxamineerd worden volgens de regels zoals die zijn vastgelegd in de wettelijke regelingen en de daarvan afgeleide reglementen.
  4. Indien regelmatig wordt geëxamineerd, kan CCV meer dan het minimale aantal examenscenario’s eisen.
  5. De binnenvaartsimulator moet worden bediend door een ter zake deskundige (zowel in de bediening van de simulator als de onderlinge communicatie tussen schepen en VTS-sectoren) operator. De operator moet minimaal de binnenvaartkwalificatie Schipper, radarpatent en Basiscertificaat marifonie bezitten. De opleidingsinstituten moeten zorgen dat de in te zetten operators schriftelijk bekend zijn bij CCV.

Bijlage 1

Procedure goedkeuring examenscenario praktijkexamen schipper, uitvoering reis, simulatorvariant

Doel: alleen door CCV goedgekeurde examenscenario’s mogen worden ingezet voor het praktijkexamen schipper. Goedkeuring van een examenscenario verloopt via onderstaande procedure. De productmanager van de afdeling Productmanagement van CCV is verantwoordelijk. Alle communicatie verloopt dan ook via de productmanager. Aanleiding kan zijn:

  • Behoefte CCV nieuw/aangepast examenscenario. Er zal dan gezamenlijk een plan van aanpak worden gemaakt.
  • Eigen initiatief opleidingsinstituut. CCV geeft kaders mee waar het nieuwe examenscenario aan moet voldoen.

Actie 1.
De Technische Commissie Voorzitters ontwerpt het scenario voor de simulator. 

Documenten/benodigdheden: format ontwerp examenscenario


Actie 2.
Het opleidingsinstituut werkt het aangeleverde scenario uit. Ook maakt het opleidingsinstituut een beschrijving van het examen. Deze beschrijving bevat minimaal de onderstaande punten:

  • Doel van de opdracht.
  • Soort examenschip waarmee gevaren wordt.
  • Beschrijving traject en de eventuele delen van dat traject dat wordt afgelegd.
  • Beschrijving stroomrichting en -snelheid (eb- of vloedstroom).
  • Beschrijving windsterkte en richting.
  • Beschrijving weergesteldheid, zicht.
  • Beschrijving van de doelschepen.
  • Overzichtskaart.
  • Overzicht toetsmomenten van alle 12 examenonderdelen uit de standaard voor het praktijkexamen ter verkrijging van het kwalificatiecertificaat van schipper, deel uitvoering van de reis.


Documenten/benodigdheden:
beschrijving examenscenario praktijkexamen, deel uitvoering reis


Actie 3.
De beschrijving van het examenscenario wordt door de Technische Commissie Voorzitters gecontroleerd op volledigheid en indien nodig aangescherpt. In het geval dat de beschrijving niet volledig of duidelijk is, wordt dit door CCV teruggekoppeld aan het betreffende opleidingsinstituut. Als alle documenten aanwezig zijn, wordt er een ontvangstbevestiging gestuurd.

Documenten/benodigdheden:

  • Examenscenario praktijkexamen, deel uitvoering reis
  • Terugkoppeling ontbreken / onduidelijke informatie
  • Ontvangstbevestiging

Actie 4.
Onder gedelegeerde verantwoordelijkheid van de Technische Commissie Voorzitters wordt het nieuwe examenscenario op de simulator van het opleidingsinstituut getest.

Documenten/benodigdheden:

  • Beschrijving praktijkexamen, deel uitvoering reis examenscenario op de simulator

    Actie 5.
    Indien er wijzigingen in de examenscenario noodzakelijk zijn n.a.v. punt 4, dan zal dit door CCV worden teruggekoppeld. Afhankelijk van het soort opmerkingen zullen één of meerdere van voorgaande stappen opnieuw moeten worden doorlopen.

    Documenten/benodigdheden:

    • Terugkoppeling wijzigingen door TC

    Actie 6.
    Als de Technische Commissie Voorzitters akkoord gaat met het nieuwe examenscenario, zal de beschrijving van het examenscenario ter accordering worden voorgelegd aan het College van Deskundigen (CvD) Binnenvaart.

    Documenten/benodigdheden:

    • Beschrijving examenscenario praktijkexamen, deel uitvoering reis


    Actie 7.
    Indien het College van Deskundigen Binnenvaart van mening is dat het nieuwe examenscenario niet voldoende is, dan zal dit door CCV worden teruggekoppeld. Afhankelijk van het soort opmerkingen zullen één of meerdere van voorgaande stappen opnieuw moeten worden doorlopen.

    Documenten/benodigdheden:

    • Terugkoppeling negatieve beoordeling CvD

    Actie 8.
    Indien het College van Deskundigen Binnenvaart het nieuwe examenscenario accordeert, wordt dit per brief door CCV teruggekoppeld.

    Documenten/benodigdheden:

    • Bevestigingsbrief geaccordeerde examenscenario

    Actie 9.
    Informeren examinatoren/ voorzitters over nieuwe examenoefening.


    Actie 10.
    Het examenscenario wordt geplaatst op het door een wachtwoord beveiligd opslagmedium, (USB-stick of afgeschermde data map) uitsluitend te gebruiken door CCV.
    De examenscenario’s worden separaat op een mediadrager (DVD, USB-stick) geplaatst om als origineel/back-up bewaard te worden bij CCV.


    Actie 11.
    Het examenscenario mag worden gebruikt voor het praktijkexamen, deel uitvoering reis.

    Documenten/benodigdheden:

    • Examenscenario op de binnenvaartsimulator

    Bijlage 2

    Voorschriften examenscenario’s praktijkexamen schipper, uitvoering reis (simulatorversie)

    Inleiding

    Alleen door CCV goedgekeurde examenscenario’s mogen worden gebruikt tijdens het praktijkexamen schipper, uitvoering reis. Dit document beschrijft de eisen waar een examenscenario praktijk schipper aan moet voldoen.

    Eisen aan het examenscenario praktijkexamen schipper, uitvoering reis (simulatorversie)

    1. Een realistische reis moet benoemd zijn. De lengte van de reis in afstand en totale tijdsduur is niet van belang.
    2. Uit de totale reis worden delen uitgelicht waarbij de verplichte 1 examenonderdelen getoetst kunnen worden tijdens die delen.
    3. Bij voorkeur 4 delen van ongeveer 15 minuten.
    4. De duur van een totaal examenscenario bedraagt minimaal 60 minuten en duurt zoveel langer dan de kandidaat zou kunnen nemen voor een vlotte en veilige reis.
    5. Er zijn minimaal 8 examenscenario’s per examenlocatie.
    6. Het examenschip heeft de radarantenne minimaal op het voorschip staan en de belading/diepgang is circa 70% van het laadvermogen/diepgang 2,75 m.
    7. Er zijn minimaal 2 vaargebieden van minimaal 50 kilometer met voldoende begin- en eindpunten in dat gebied.
    8. De vaargebieden moeten over ten minste één of meerdere van de onderstaande elementen beschikken, zodat een realistisch radarbeeld ontstaat:
      - Brug
      - Sluis (of smalle afmeergelegenheid)
      - Havenmonding (linker- en rechteroever)
      - Vaarwegversmalling, van ontwerp of gecreëerd.
      - Hoogspanning
      - Vaarweg kruising
      - Ankergebied
      - Minimaal 2 VTS-sectoren of IVS-meldpunten c.q. havenautoriteiten

    9. Het examenscenario vertoont, wat betreft soort schepen en intensiteit, een normaal verkeersbeeld, passend bij het gebied waarin het examen zich afspeelt.
    10. Een examenscenario bevat in de basis tussen de 20 en 40 doelschepen. Afhankelijk van het traject kan besloten worden hiervan af te wijken. Een 20, 50, 80, 110-meter schip, een 4 – baks, een 6 – baks duwstel en een zeeschip (bv 175 x 35 m) en gekoppeld samenstel 186,5mx11,45m zijn de doelschepen. Tevens moet er een snel schip als doelschip zijn opgenomen. Deze schepen hoeven niet allemaal in hetzelfde examenscenario te zitten.
    11. Omdat de kandidaat middels AIS het verkeersbeeld kan observeren moeten de doelschepen het gehele examen deelnemen aan het scheepvaartverkeer en op het gewenste moment en plaats in het scenario zijn.
    12. In een van de examenscenario’s moet ten minste één bijzondere situatie zijn opgenomen, zoals:
      - Een schip dat van achter oploopt3
      - Ontmoeten snel schip zoals fast ferry en patrouillevaart.
      - Stuurboord/stuurboord passage
      - Uit- invaren hoofd-/nevenvaarwater en vaarwaters van gelijk belang.
      - Oversteken veerpont
      - Vertrek examenschip vanaf meerplaats in eenvoudige omstandigheden waarna deelname aan verkeer
      - Keren (kopvoor nemen of opdraaien)
      - Afsluiting examen in wat complexere omstandigheden, zoals een smalle sluis, krappe ligplaats.
      - Onbekend schip.

    3 Bedoeling hiervan is dat indien een kandidaat zijn snelheid niet aanpast aan de mogelijkheden (expres laag houdt om situaties te ontlopen) deze met een oploper wordt geconfronteerd.

    Een opdracht moet de benodigde veelzijdigheid en complexiteit hebben, zodat alle 12 examenonderdelen uit de ES-QIN standaard voor het praktijkexamen ter verkrijging van het kwalificatiecertificaat van schipper, deel uitvoering van de reis tijdens het examen kunnen worden beoordeeld:

    1. Competentie: 1.1.1
      Examenonderdelen: het vaartuig besturen en manoeuvres uitvoeren op een wijze die aan de situatie is aangepast en in overeenstemming is met de wettelijke navigatievoorschriften (in functie van de snelheid en richting van de stroming, de controle van de waterdiepte en diepgang in beladen toestand, de kielspeling, de verkeersdichtheid, de interacties met andere vaartuigen enz.);
    2. Competentie: 1.1.4
      Examenonderdelen: Binnenvaartuigen op een juiste en correcte wijze en in overeenstemming met de wettelijke en/of veiligheid gerelateerde voorschriften afmeren en ontmeren;
    3. Competentie: 1.1.5
      Examenonderdelen
      : de navigatiehulpmiddelen indien nodig corrigeren of opnieuw afstellen;
    4. Competentie: 1.1.5
      Examenonderdele
      n: de voor de navigatie benodigde informatie verzamelen door gebruik te maken van de navigatiehulpmiddelen en op basis daarvan de besturing van het vaartuig aanpassen;
    5. Competentie: 1.1.6
      Examenonderdelen:
      de vereiste apparatuur in het stuurhuis (navigatiehulpmiddelen zoals Inland AIS en Inland ECDIS) inschakelen en goed afstellen;
    6. Competentie: 2.2.2
      Examenonderdelen:
      nagaan dat het vaartuig klaar is voor vertrek in overeenstemming met de voorschriften en dat de lading en andere voorwerpen in overeenstemming met de voorschriften en op een veilige manier zijn gestuwd;
    7. Competentie: 4.2.2
      Examenonderdelen
      : op gepaste wijze reageren op problemen (waar nodig te simuleren) tijdens de navigatie (zoals de stijging van de temperatuur van het koelwater, de daling van de oliedruk in de motor, het uitvallen van de hoofdmotor(en), het uitvallen van het roer, verstoorde radiocommunicatie, het uitvallen van de marifooninstallatie of onduidelijke koersen van andere vaartuigen), beslissen over de volgende stappen en de nodige maatregelen voor onderhoudswerkzaamheden (laten) treffen om een veilige navigatie te garanderen;
    8. Competentie: 5.1.2
      Examenonderdelen:
      zodanig met het vaartuig omgaan dat geanticipeerd kan worden op de mogelijkheid van een ongeval en onnodige slijtage vermeden kan worden; een frequente controle uitvoeren van de beschikbare indicatoren;
    9. Competentie: 6.1.1
      Examenonderdelen:
      gericht communiceren met bemanningsleden (communicatie aan boord) met betrekking tot diverse manoeuvres en in het kader van werkoverleg (zoals briefings) of met personen met wie samenwerking nodig is (met gebruik van alle netwerken voor radiocommunicatie);
    10. Competentie: 6.2.2
      Examenonderdelen:
      tijdens deze activiteiten communiceren met betrokkenen (aan boord) en met anderen (verkeerscentrales, andere vaartuigen enz.) in overeenstemming met de voorschriften (kanalen, waterwegen op het afgelegde traject); gebruik van de marifoon, telefoon;
    11. Competentie: 7.3.3
      Examenonderdelen
      : omgaan met een noodsituatie (waar nodig te simuleren – bijvoorbeeld man overboord, averij, brand aan boord, vrijkomen van gevaarlijke stoffen, lekken) door middel van snelle en voorzichtige reddings- en/of schadebeperkingsmanoeuvres of –maatregelen. Kennisgeving en informatieverstrekking aan de betrokken personen en bevoegde autoriteiten verzorgen in noodsituaties;
    12. Competentie: 7.3.4
      Examenonderdelen:
      communiceren met betrokkenen (aan boord) en met anderen (gebruik van de marifoon, telefoon) in geval van een defect om tot een oplossing voor het probleem te komen.

    Algemene eisen

    1. Er moet geëxamineerd worden volgens de regels, zoals die zijn vastgelegd in de wettelijke regelingen.
    2. De examenscenario’s en/of nagenoeg lijkende kopieën mogen niet gebruikt worden voor opleidingsdoeleinden.
    3. De dagvoorzitter wijst vóór het examen het te examineren scenario aan.

    Beschrijving examenscenario

    Van iedere examenscenario dient een beschrijving aanwezig te zijn. Deze beschrijving bevat minimaal de onderstaande punten:

    • Doel van de opdracht
    • Beschrijving traject en deeltrajecten dat wordt afgelegd (vertrekpunt, bestemmingen route, hoofd- en/of nevenvaarwater)
    • Beschrijving van hoe en op welk moment de 12 verplichte examenonderdelen uit de ES-QIN standaard voor het praktijkexamen ter verkrijging van het kwalificatiecertificaat van schipper getoetst moeten worden.
    • Beschrijving getijdentabel en tijdstip in die tabel (eb- of vloedstroom)
    • Beschrijving diepte
    • Beschrijving van de doelschepen (type schip, scheepsnaam, beladingsgraad en tijdstip start)
    • Overzichtskaart
    • Soort schip waarmee gevaren wordt

      • Algemeen simulatorexamen; 110 meter-schip, container of tankschip, geladen.
    feedback